309.
Hier in dit gewest weidden vele kamelen binnen omheiningen;
misschien niet minder dan veertig. Reeds onderweg had ik Jezus
door zulke kudden zien gaan.
Hij begaf zich nu naar een huis, dat een soort van herberg was
voor reizigers, die door de woestijn moesten. Verscheidene
hutten en stallen stonden dicht bijeen; de eigenaars bezaten ook
vele kamelen en waren, geloof ik, kameeldrijvers van beroep; de
huizen lagen op een hoogte en overal rond groeide hier veel fruit
in het wild. Deze plaats was de laatste herberg of rustplaats van
de H. Familie op het gebied van Herodes op haar vlucht naar
Egypte.
De bewoners, hoewel verdacht gespuis, dat ook niet terugschrok
voor diefstal, hadden de H. Familie toch goedhartig onthaald.
Hier, en ook in de naburige stad, leidden vele mensen, (zoals
gezegd), een ongeregeld leven. Na oorlogen waren zij zich hier
als veteranen komen vestigen.
Jezus ging in het huis en vroeg om verblijf. De heer des huizes
heette Ruben, was zowat vijftig jaren oud en woonde hier reeds
bij Maria’s vlucht naar Egypte. Toen Jezus hem aansprak
en bezag, schoot er als een straal uit Hem in de borst
van de man; hij was er geheel van onthutst; als een
zegen voelde hij Jezus’ woorden en groet aan en verrast
en ontsteld zei hij: “Heer, het is als kwam met U het gehele
Beloofde Land in mijn huis.” Jezus antwoordde hem: “Gij
zult inderdaad het Beloofde Land deelachtig
worden, indien gij aan de Belofte gelooft en de
vervulling (Jezus zelf) niet van u afstoot!”
Jezus sprak vervolgens over de goede werken en hun
heilzame gevolgen en zei dat Hij hem nu de
zaligheid kwam verkondigen en aanbieden, omdat
zijn Moeder en voedstervader vóór dertig jaren op
hun vluchtreis naar Egypte in zijn huis gastvrij
Fascikel 11
279
|