Jezus trok voorbij. Zijn leerlingen gingen in groepen, deels vóór
en deels achter Hem; de groep die zich het laatst bij Hem had
aangesloten, was de laatste (nr. 314, begin). Het was in de vroege
morgen. Zeer vele mensen kwamen op de woorden van Joannes
naar de plaats gelopen, maar Jezus was reeds voorbij; zij riepen
Hem nog met lofwoorden achterna, doch Hij verdween uit hun
gezicht.
In de tekst last Brentano hier de volgende nota in:
Daar Jezus de volgende maandag, 15 oktober, ’s avonds vóór het
loofhuttenfeest te Dibon komt, zo is de avond van 15 oktober het
begin van 15 Tisri en dus ook het begin van het loofhuttenfeest.
Heden is het dus 11 Tisri of de 2e dag van het verzoenfeest. (Dit feest
duurde eigenlijk maar één dag, 10 Tisri, maar het kon verdubbeld
worden. Aldus D. Rops, Jezus in zijn tijd, 357).
Op het verzoenfeest, zo vervolgt Brentano, vervloekte de
Hogepriester in de tempel een bok, na hem met zijn eigen zonden en
met die van het hele volk beladen te hebben, en liet hem naar de
woestijn jagen. Het ligt voor de hand dat de Doper deze handeling
en ceremonie voor ogen had en zeggen wilde: deze is de ware bok,
het Lam dat de zonden der wereld werkelijk wegneemt; bij Hem is
het meer dan een afbeeldsel.
De gelijktijdigheid of quasi‐gelijktijdigheid van Joannes woorden met
die ceremonie, werpt een verrassend licht op Joannes’ woorden: Ziet
het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt.
316.
Bij hun terugkeer zegden die mensen tot Joannes, dat Jezus door
een ganse menigte nagelopen werd; zij hadden ondertussen
vernomen dat zijn leerlingen reeds gedoopt hadden; zij vroegen
dus wat daaruit zou voortkomen?
Joannes herhaalde hun nogmaals: “Om voor Jezus te wijken, zal
ik spoedig deze plaats verlaten, want mijn enige zending is het
geweest zijn voorloper en knecht te zijn.” Dit scheen zijn
Fascikel 11
294
|