Jezus in de geboortegrot. – Ze is tot bidplaats
ingericht.
306.
Nu brachten zij Jezus in de geboortegrot. Van deze oostzijde uit
was Bethlehem in de rechte lijn niet toegankelijk; van hier liep
geen rechte weg er heen; de stad was van die zijde zelfs
nauwelijks te zien; ze was door vervallen wallen en dik,
verbrokkeld muurwerk, waartussen diepe wegen liepen, van het
herdersdal gescheiden. De eigenlijke en naaste of normale ingang
van de stad was de Zuidpoort, die naar Hebron leidde.
Van deze poort uit moest men om de stad oostwaarts gaan om in
het gewest van de geboortegrot, dat aan het herdersdal grensde, te
komen; en uit dit herdersdal kwam men in voornoemd gewest (der
geboortegrot) zonder bij Bethlehem te komen.
De geboortegrot en de daarnaast gelegen spelonken behoorden
ook aan de herders en zij hadden die sedert lang in gebruik om er
hun vee en gereedschappen in te plaatsen, en niemand uit
Bethlehem betrad hier weg of steg (= smalle straat, steeg, pad)
noch kwam hier iets verrichten.
Jozef, wiens ouderlijk huis aan de zuidzijde lag (fasc. 3, nr. 74,
voetnoot 166), had reeds als knaap hier dikwijls met de herders
verkeerd, en was hier vaak komen bidden, wanneer hij zwichtte
voor zijn broers en zich hier kwam verbergen.
De geboortegrot, waarin de herders Jezus brachten, had sedertdien
menige verandering ondergaan. De herders hadden haar als heilig
tot een bidplaats ingericht; niemand mocht de heilige bodem
betreden; daarom hadden zij een gang rondom de geboortekamer
met traliën gemaakt en de spelonk daardoor verwijd. Van aan
deze gang waren er cellen in de rots, zoals in een klooster.
De wanden en de bodem waren met tapijten van de H.
Driekoningen behangen en belegd; ze waren bont en met
piramiden doorweven.
Fascikel 11
273
|