300.
Tweede bezoek.
In de namiddag kwam Jezus bij een tweede herdershuis, gelegen
op een hoogte (waar nu Nebi Moesa ligt, 8 km ten zuidoosten van
het voorgaande huis; zie fasc. 4, nr. 109, alsook nr. 109, voetnoot
235; aanbevolen dit nog eens na te zien).
De man was een bezitter van talrijke kudden; herders en vele
tentenwevers woonden in lange rijen langs de dalen; zij hadden
lange banen weefsel in de open lucht uitgespannen en de een
werkte de ander in de handen: es arbeitete einer dem andern in
die Hände (twee en twee tegenover elkaar??). Er waren in deze
omstreken zeer vele schapenkudden en ook veel wild; de duiven
liepen er in grote benden als hoenderen rond, zoals ook een soort
van groter vogelen met een lange staart. In de wildernis liepen
ook vele dieren als reebokken, doch met kleine horens; ze waren
niet schuw en kwamen tussen de kudden.
In dit huis werd Jezus vriendelijk ontvangen; de bewoners en
buren en kinderen trokken Hem vreugdig tegemoet en wierpen
zich voor Hem neer. In dit huis had men de H. Maagd en Jozef
zeer vriendelijk geherbergd; er waren een paar jonge mensen in
het huis, kinderen van de huisvader die nog leefde en nu een
gebogen oudje was met een herdersstaf. Jezus nam hier een
kleine maaltijd: vruchten en groenten, die in een saus gedoopt
werden, en kleine, onder de as gebakken broden.
Deze mensen waren zeer deugdzaam en verlicht; zij leidden Jezus
in de kamer waar de H. Maagd overnacht had; sedert lang hadden
zij die in een bidplaats veranderd. Die kamer was voortijds
slechts een afgeschermd gedeelte in een groter ruimte geweest,
maar zij hadden ze geheel afgescheiden en een speciale gang
gebouwd, die er heen leidde, (und einen eigenen Gang hin-
gebaut). De vier hoeken van de kamer hadden zij gebroken, zodat
ze nu achthoekig was en zij hadden aan het dak de vorm van een
afgeknotte spits (stompe koepel) gegeven. In het midden hing een
Fascikel 11
259
|