‘s Avonds nam de Heer zijn intrek in een herberg aan het einde
van de rij huizen; ze stond niet ver van de grote en schone
synagoge van Dibon, die tussen Dibon en die woningen op een
breder plaats in het midden van de weg gelegen en met bomen
omringd was. Jezus was ook in een loofhut ter herberg en ook
hier hield Hij een toespraak106.
325.
16 oktober = 15 Tisri; Loofhuttenfeest. –
De volgende dag leraarde Jezus in de synagoge; Hij
herhaalde nog altijd de parabel van de zaaier. Hij
sprak ook over de doop en de nabijheid van het Rijk
Gods, ook over het loofhuttenfeest en de manier
waarop men het vierde; Hij maakte er hun een verwijt
van dat zij heidense elementen in hun
godsdienstgebruiken opgenomen hadden; er waren hier
inderdaad nog Moabieten en de inlanders hadden zich met hen
vermengd. (De rivier Nimrin is lange tijd de noordgrens van
Moab geweest.)
106 De vereenzelvigingen van synagoge met Moesta en
van Dibon met Beleibil zijn nagenoeg zeker.
Tell Moesta is een hoogte, zoals het woord zelf het zegt; op die hoogte vindt
men resten van gebouwen. Men vindt Moesta terug in het woord ‘knista’, d.i.
‘synagoge’; de ‘k’ valt weg; in het Arabisch wisselen de ‘n’ en ‘m’ vaak af.
Dibon = Beleibil = Kaibôn = Daebôn = Debir. –
Tell Beleibil stijgt terrasvormig omhoog en heeft een platte kruin. Straks
vermeldt K. deze terrassen: “Dibon is rijk, zegt ze, aan bronnen, tuinen en
terrassen”. In de omgeving van Beleibil ziet men te allen kante waterkes; de
tuinen zullen grotendeels op de terrassen aangelegd geweest zijn.
Ook laat zij Herodes eenmaal dicht bij Dibon het tweearmig riviertje
oversteken. Dichtbij Moesta verenigen zich die twee armen. Zo is onze
vereenzelviging goed gefundeerd. Dit Dibon is waarschijnlijk ook het stadje
dat in de vertaling van de Septante van Josuë, 13, 26 Daibôn, Daebôn
genoemd wordt; voor deze passage wordt in andere vertalingen het woord
Debir gebruikt.
Fascikel 11
312
|