4 november. –
Ik zag een lichtwolk bij de spelonk hangen, waarin ik als
aangezichten onderscheidde; er gingen engelen uit de wolk, die te
voorschijn komend, een menselijke gedaante aannamen; zij
naderden tot Jezus, troostten en versterkten Hem.
5 november. –
Ik zag Jezus in de spelonk uitgestrekt op zijn
aangezicht liggen; ik zag Hem ook geknield en
staande bidden. (Drie gebedshoudingen die de oosterlingen
in het gebed regelmatig aannemen). Ondertussen zag ik engelen
tot Hem in- en uitgaan.
340.
6 november. –
Ik zag Jezus in de spelonk op zijn zijde te gronde liggen rusten en
de verschijning van de Esseen Eliud bij Hem binnengaan; het was
satan en meteen vernam ik dat hij moest weten dat het kruis
onlangs aan Jezus voorgesteld geworden was, want hij zegde Hem
dat hij door een openbaring te weten gekomen was welk een berg
van lijden en zware strijd Hem getoond waren; het was duidelijk
dat Hij zoveel leed het hoofd niet zou kunnen bieden.
Om een vasten van veertig dagen uit te houden zou Hij evenmin
in staat zijn; uit liefde tot Hem was hij derhalve naar hier
gekomen om Hem nog een keer te zien en om, met zijn
goedvinden, deze eenzaamheid met Hem te delen; ook wilde hij
zich belasten met een deel van zijn belofte of voorgenomen
vasten.
Jezus sloeg op dit alles geen acht, maar Hij stond op,
strekte de handen ten hemel en bad: “Mijn Vader, in
O Jezus, die ons de bekoring hebt leren bestrijden, maak ons vlug en
ervaren in de door U gevolgde tactiek, opdat wij altijd overwinnen.
Fascikel 11
346
|