Daar moesten zij dan bidden en akten van berouw
verwekken, tot Hij hen zou roepen.
Aanstonds liepen de boden terug en brachten die ellendige
mensen door korter wegen langs het wilde tuinenravijn naar
Kafarnaüm. Hier trokken zij hen met grote moeite langs de
trappen, die tegen de muren aangebouwd waren, tot op het
dakterras van de zuilengang naast de synagoge en gaven hun daar
een eenzame plaats onder de blote hemel bij de vensteropeningen,
waartegen zij konden leunen en waardoor zij Jezus’ woord
konden horen. Hier zouden zij dan ook rouwmoedig wachten tot
Jezus, na zijn leerrede, hen zou beneden roepen.
886.
Na zich de voeten gewassen en hun klederen neer geschort te
hebben, kwamen Jezus en de leerlingen in de synagoge.
Reeds zat aan de lessenaar van de Wet iemand om voor te lezen,
maar toen Jezus naderde, stond hij op en ruimde de plaats voor
Jezus in.
Deze nam de rollen over en begon de episode te lezen
van Laban, die Jakob nazette en achterhaalde, en
over Jakobs strijd met de engel, zijn verzoening met
Esaü, over de verleiding van Dina (Gen. 31-32-33);
Genesis 31
Jakob vlucht van Laban weg
1. En hij hoorde de zonen van Laban zeggen: Jakob heeft zich alles toegeëigend wat van onze
vader was, en uit hetgeen van onze vader was heeft hij zich al deze rijkdom gevormd.
2. Ook lette Jakob op het gezicht van Laban, en zie, het was jegens hem niet als gisteren en
eergisteren.
3. Toen zeide de HERE tot Jakob: Keer terug naar het land uwer vaderen en naar uw
maagschap, en Ik zal met u zijn.
4. Daarop liet Jakob Rachel en Lea roepen naar het veld, bij zijn kleinvee, en zeide tot haar:
5. Ik bemerk, dat het gezicht van uw vader jegens mij niet is als gisteren en eergisteren, maar
de God mijns vaders is met mij geweest.
6. Ook weet gij zelf, dat ik met al mijn kracht uw vader gediend heb.
7. Maar uw vader heeft mij bedrogen en mijn loon tienmaal veranderd, doch God heeft hem
niet toegelaten mij te benadelen.
8. Wanneer hij zeide: de gespikkelde zullen uw loon zijn, dan wierp al het kleinvee gespikkelde
jongen; en wanneer hij zeide: de gestreepte zullen uw loon zijn, dan wierp al het kleinvee
gestreepte jongen.
9. Zo heeft God de kudde uws vaders weggenomen en mij gegeven.
Fascikel 20
1602
|