In de scheepsplaats van Petrus (naast of nabij de haven, indien de
haven zelf niet bedoeld is) lagen het schip van Petrus en het
scheepje van Jezus. Dit laatste kon ten hoogste 15 man bevatten.
Jezus leert uit het schip. – Roeping van Matteüs
(Mt. 9, 9-17; Mk. 2, 14-22; Lk. 5, 27-39).
895.
Hier (op de scheepsplaats van Petrus bij de haven) was een grote
menigte heidenen verzameld, die het feest van Kornelius hadden
bijgewoond. Jezus onderrichtte hen, en toen het gedrang te
hevig werd, steeg Hij met enige leerlingen in zijn schip, maar de
overige en de tollenaars bestegen het schip van Petrus en nu
verhaalde en verklaarde Hij vanuit het schip voor de
heidenen en anderen op het strand de parabel van
de zaaier en van het onkruid in de akker (Mt. 13), en
daarna vaarden zij naar de overzijde. Op het schip van Petrus
werd geroeid en het scheepje van Jezus hing er aan. Ook enige
leerlingen roeiden; zij deden dit beurtelings. Jezus zat op de
verheven plaats aan de mast; de anderen rondom Hem en op de
rand van het schip van Petrus.
Prat schrijft in Jésus Christ: “Ten oosten van de heuvel Oreimeh ligt de
kleine vallei Tabiga, waarvan de oever overal laag en zeer toegankelijk is;
het zacht afhellend strand biedt aan de vissersboten een veilige ankerplaats
en is niet, ZOALS ELDERS, door rotsklippen of -banken versperd.”
In dit elders is de kust bij Minijeh of Betsaïda begrepen.
Trouwens ook Leroux schrijft in zijn boek ‘Pèlerins d’Orient’, blz. 192:
“De overblijfselen van khirbet Minijeh (Betsaïda) liggen in het landschap
verspreid. De roze-laurieren die op de oever tussen de ROTSEN groeien,
zijn zo dicht gebloemd en gebladerd, dat ze als een slingerkrans van groen
en bloemen vormen rondom de kristallen beker van het Meer.”
Ook liggen aanzienlijke resten van Betsaïda diep onder de grond bedolven;
hieruit volgt dat de ROTSIGE oever er nog meer boven uitstak dan
tegenwoordig.
Fascikel 20
1623
|