Zalig de schoot die u gedragen heeft
(Lk. 11, 27-28).
930.
Zondag, 8 december. –
‘s Morgens werd er gedoopt. Daarna genas Jezus in het
huis dat in de stad rechts dicht bij de poort ligt, en
onderrichtte de leerlingen voor al het volk over enige
punten die ook in de bergrede voorkomen.
Ook vrouwen waren aanwezig, o.m. Lea, de zwagerin der van
bloedvloeiing genezen Enuë. Haar (Lea’s) man was een Farizeeër
en een hevige tegenstander van Jezus, maar ZIJ was Jezus zeer
genegen. Ik zag haar in het begin zwijgend en zwaarmoedig
onder het volk dikwijls van plaats veranderen, alsof zij iemand
zocht, maar de ware reden van haar onrustige plaatsverandering
was het zoeken naar een gelegenheid om luidop en openlijk haar
verering voor Jezus lucht te geven.
Toen het nu namiddag geworden was, kwam de Moeder van
Jezus, vergezeld van verscheidene vrouwen van haar reis terug.
(Ze waren naar Kana gegaan, nr. 921, begin). Zij schijnt de
sabbat niet te Kana gehouden te hebben, daar zij hier reeds terug
was. Bij haar waren Marta, Suzanna van Jeruzalem, Dina de
Samarietin en Suzanna Alfeï, een (stief-)dochter van Maria van
Kleofas en (stief-)zuster van apostelen; zij was reeds wel 30 jaar
oud en had grote kinderen; haar man woonde te Nazareth,
vanwaar de vrouwen haar meegebracht hadden. Suzanna van
Jeruzalem was een natuurlijke dochter van een broer van de H.
Jozef (die Kleofas heette). Deze Suzanna van Kleofas wenste nu
ook bij de sociëteit van de dienstbiedende vrouwen ingelijfd te
worden.
Maria en deze vrouwen betraden nu dit voorhof dat om (of vóór)
de zaal was, waarin Jezus aan het leren was. Hij had
in zijn redevoering de Farizeeën hun valsheid, listen
en onzuiverheid voor de voeten geworpen, en daar
Fascikel 20
1692
|