-
“Turken zijn koningen van Opiumsmokkel.”
-
“Amerikaanse regering in het harnas tegen narcoticasmokkel.”
-
“Hasjiesj eerste stap naar de prostitutie en criminaliteit.”
-
“Spanje, kruispunt van handel in narcotica.”
-
“Belgen met hasjiesj gepakt.”
-
“Libanon wil eind maken aan kweek van hasjiesj.”
-
“Gebruik van marihuana kan hersenletsel veroorzaken.”
-
“Belgische politie niet opgewassen tegen narcotica-trafiek”
-
“Handel in Indische hennep bloeiend en winstgevend bedrijf.”
Enz.,enz. …
De toverdranken, die K. vermeldt, zijn getrokken uit een of meerdere en
verschillende kruiden, die zij ‘razend- of dolmakend’ noemt. Tot zulke
planten behoort de Indische hennep, waaruit bedwelmende genotmiddelen
getrokken worden, hoofdzakelijk uit de bloeitros en de bladeren.
De narcotische bestanddelen van deze plant kan men uit de grondstof in
zich opnemen:
a) door de grondstof te roken;
b) door ze te kauwen;
c) door het aftreksel er van te drinken.
Met de grondstof wordt ook andere materie gemengd: gom, specerij, kaneel,
peper, muskaat, suiker, honing, druivensap, enz. en ook wel opium.
Het moderne gebruik en de bereiding van drugs en bedwelmende middelen
blijft hier buiten beschouwing; alles zal geperfectioneerd zijn, maar ik ben er
volkomen onkundig van; in moderne boeken zullen nieuwsgierigen daar
meer over vinden. Alles heeft in de allerlaatste jaren een enorme
ontwikkeling genomen.
Nu volgt nog het een en andere uit wat ik in vroeger jaren daarover las en
aantekende met het oog op Katarina’s verhalen.
Onder de Arabieren is de Indische hennep, de hasjiesj het best gekend.
De bedwelmende kracht ervan is zo groot, dat de arbeiders in de
hennepvelden zelfs in de open lucht er last en hinder van hebben.
Als gevolg van het gebruik van dit genotmiddel overkomt de gebruiker een
aangename bedwelming en strelend zingenot. Deze brengen hem in een
abnormale toestand met vreemde verschijnselen:
de voorwerpen buiten hem ziet hij zonder perspectief of samenhang, in een
verkeerde stand of valse verhouding tot andere dingen; hij heeft b.v. het
Fascikel 20
1716
|