22. Doch Jezus doorzag hun overleggingen en antwoordde en zeide tot hen: Wat overlegt gij in
uw harten?
23. Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en
wandel?
24. Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te
vergeven – zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op en ga naar uw
huis.
25. En onmiddellijk stond hij voor hun ogen op, nam hetgeen, waar hij op gelegen had, mede
en ging naar zijn huis, God verheerlijkende.
26. En ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God, en werden met vrees vervuld,
zeggende: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien.
De roeping van Levi
27. En daarna vertrok Hij en zag een tollenaar, Levi genaamd, bij zijn tolhuis zitten en Hij zeide
tot hem: Volg Mij.
28. En hij liet alles achter, stond op en volgde Hem.
29. En Levi richtte een grote maaltijd voor Hem aan in zijn huis, en er was een grote menigte
tollenaars en anderen, die met hen aan tafel waren.
30. En de Farizeeën en hun schriftgeleerden morden tegen zijn discipelen en zeiden: Waarom
eet en drinkt gij met de tollenaars en zondaars?
31. En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig,
maar zij, die ziek zijn.
32. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering.
Het vasten
33. Doch zij zeiden tot Hem: De discipelen van Johannes vasten dikwijls en doen hun gebeden,
en zo ook die der Farizeeën, maar die van U eten en drinken.
34. Jezus zeide tot hen: Kunt gij soms de bruiloftsgasten laten vasten, terwijl de bruidegom bij
hen is?
35. Doch er zullen (andere) dagen komen, en wanneer de bruidegom van hen weggenomen is,
dan zullen zij vasten, in die dagen.
36. Hij sprak ook een gelijkenis tot hen: Niemand scheurt een lap van een nieuw kledingstuk af
om die op een oud kledingstuk te zetten. Anders zal hij niet alleen het nieuwe scheuren, maar
de lap van het nieuwe zal ook niet passen bij het oude.
37. En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de jonge wijn de zakken scheuren
en weglopen en de zakken gaan verloren;
38. maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen.
39. En niemand, die oude gedronken heeft, wil jonge, want hij zegt: De oude is voortreffelijk.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Onderricht over het gebed. – Genezing van
zieken. – Blik op Jaïrus.
916.
2 december. –
Fascikel 20
1659
|