houden, want niet lang zou hij zijn stem nog kunnen verheffen; en
ik zag dat Herodes het hem zonder moeite vergunde.
Nu werden op een plein van het slot al zijn leerlingen en veel volk
binnengelaten, en Herodes en zijn bijzit zaten op een verheven
plaats, door hun lijfwacht omgeven.
Toen kwam Joannes uit zijn kerker om zijn redevoering te
houden. Herodes liet het gaarne geschieden. Hij wilde zich, om
het volk te bedaren en diens gunst te winnen, het aanzien geven
dat Joannes een zeer lichte gevangenschap genoot. En nu hoorde
ik de Doper met veel geestdrift over Jezus spreken: “Ik, zei hij,
ben alleen gezonden om zijn weg te bereiden; ik heb niemand
anders verkondigd dan Hem, maar in zijn hardnekkigheid heeft
het volk Hem niet willen erkennen. Zijt gij dan vergeten wat ik
van Hem gezegd heb? Ik wil het u nog eens duidelijk herhalen,
want mijn eind is niet ver meer verwijderd.”
910.
Door deze woorden werden alle aanwezigen diep ontroerd en vele
van zijn leerlingen weenden. Herodes geraakte in onrust en
verlegenheid, want het plan stond bij hem nog geenszins vast hem
te doden, doch zijn bijzit vermande zich en hield haar gelaat zo
onbewogen en vriendelijk als zij kon.
Joannes sprak met grote ijver verder en herhaalde het wonder dat
bij Jezus’ doop geschied was: “HIJ is de geliefde Zoon van God”,
zei hij, “die door de profeten voorspeld is. Zijn leer is de leer van
zijn Vader. Wat Hij doet, doet ook de Vader, en niemand kan tot
de Vader komen dan door Hem, enz.” (cfr. Joa. 7, 16-17; 5, 17.
19-21; 14, 6).
In deze zin sprak hij nog lang en hij weerlegde alle verwijten en
bezwaren, die de Farizeeën tegen Jezus inbrachten, vooral dit van
de ontheiliging van de sabbat: “Iedereen moet de sabbat heiligen”,
zei hij, “maar de Farizeeën ontheiligen hem, daar zij de leer
verwerpen van Jezus, die de Zoon is van Degene die de sabbat
ingesteld heeft.”
Fascikel 20
1645
|