pas uit het Samaritaans bergland in de vlakte Esdrelon uitkomt. Hier
was het dat de vrome koning Josias het Egyptische leger van koning
Nechao de doortocht wilde versperren, maar hij leed de nederlaag en
sneuvelde in de strijd (II Kron. 35, 20‐24; II Kon. 23, 29‐30). Door deze
bergpas loopt nu de moderne grote landweg (zie grote kaart 2).
De omgeving van Megiddo, ja, soms de hele Esdrelonvlakte werd ook
vlakte van Megiddo genoemd en de vele waterrijke bronnen noemde
men de ‘wateren van Megiddo’ (cfr. Recht. 5, 19; II Kron. 35, 22, enz.).
Samen vormen ze de bestendige beek die nu w. Ledjoen heet en haar
water na een loop van 8 km in de Kison uitstort; ze is er de waterrijkste
bijrivier van.
Haar naam Legio heeft ze ontleend aan de stad Legio.
De imposante heuvel, waarop Megiddo teruggevonden is, heet nu
Moetesellim, en men vermoedt dat deze naam in laatste instantie
teruggaat tot de gouverneurs, die door Salomon over deze stad en
omgevend district aangesteld werden (I Kon. 4, 12); hij betekent
gouverneur.
Megiddo was een van Salomo’s vestingsteden, door hem herbouwd en
versterkt. Ook kon de ‘paardenkoning’ hier, aan de rand van de
Esdrelonvlakte, zijn vele paarden bij rijtochten en in gevechten best
gebruiken. Ook zijn ‘de paardenstallen van Salomon’ een van de
ophefmakendste vondsten die men op de heuvel Moetesellim heeft
gedaan. Één complex stallen werd teruggevonden in het noordoosten
der stad, nabij de grote noordelijke poort; een ander complex in het
zuidwesten nabij de kleiner zuidelijke poort; de stadsmuren volgden de
rand van de ronde heuvelvlakte.
Een ander voornaam bouwwerk werd gevonden aan de oostkant van de
stad; het bestond uit een open binnenplaats met aan drie zijden
overdekte lange vertrekken.
Dit zou wel het gebouw kunnen zijn, op wiens ronde binnenplaats wij
Jezus straks zieken zullen zien genezen.
III) Legio.
Het is de naam van de stad die in Christus’ tijd de rol en het belang van
het vervallen Megiddo had overgenomen.
Fascikel 20
1576
|