Nu gingen zij aan de noordzijde van de stad opwaarts, waar
Kornelius woonde. Op geen grote afstand van zijn huis stond het
huis van Jaïrus. Zodra zij in de nabijheid van dit laatste kwamen,
zagen zij aanstonds ook vele rouwlieden en klaagvrouwen vóór de
deur en in het voorhuis449.
Nu nam Jezus alleen Petrus, Jakobus de Meerdere en Joannes met
zich naar binnen mee. In het voorhof zei Hij tot de
klagers: “Waarom jammert en schreit gij zo? Gaat
van hier weg: het dochtertje is niet dood, maar slaapt
slechts!”
449 Klaagliederen. – Zij spelen een rol bij ieder overlijden in het Nabije
Oosten, in Noord-Afrika en nu nog in de mohammedaanse wereld.
Wanneer men de dood van een familielid voorziet, gaat men beroepsklagers
huren, in kleiner of groter aantal overeenkomstig ieders vermogen.
Op zijn minst zijn er twee fluitspelers en één klaagvrouw, maar er kunnen er
ook 10 of 12 zijn en nog meer. De huisgenoten zelf geven vaak met luid
gesnik en geween hun verdriet te kennen. De schreiers huilen luidop en
weten tranen uit hun ogen te krijgen, als weenden zij gelijk een kind. Zij
verhogen de toon van hun geschrei, terwijl zij met de vingernagels van hun
beide handen hun wangen tot bloedens toe krabben of zichzelf bij de haren
rukken.
Een jongen uit Mostaganem, Algerië, die dit toneel beschreef, bootste het
gejank van de klaagvrouwen na, ook hun krabben met de vingernagelen,
terwijl hij zei: “il faut que ça saigne.”
Zij scheuren hun klederen, wonden armen en borst en bestrooien zich het
hoofd met asse. Vrienden en kennissen die op rouwbezoek komen, gaan
zwijgend rondom de treurenden in een kring zitten en gaan weer heen,
zonder een woord gesproken te hebben (cfr. Joa. 11, 19-31; Job. 2, 11-13).
De bezoekers spreken immers niet tot de bedroefde huisgenoten, tenzij
dezen het eerst het woord tot hen richten. Dit geschrei duurt tot het uur der
begrafenis, die meestal nog dezelfde dag als het overlijden plaats heeft.
Ook na de begrafenis worden nog 7 dagen lang rouwbezoeken voortgezet.
Vrienden en kennissen groeten bij hun aankomst zonder te spreken de
familie, gaan in stilte neerzitten op de muurbanken of kussens, die rondom
de zaal gerangschikt zijn, blijven daar soms uren lang ten teken van
deelneming in de rouw en gaan weer weg zonder gesproken te hebben (cfr.
D.D. Deuil).
Fascikel 20
1613
|