Ik geloof dat het onderwerp van zijn lering morgen
in de synagoge zal zijn: “Gij zult niet doden.” (Dit
geschiedt op 6 december) (Mt. 5, 21-26).
Mij dunkt ook dat de eerste broodvermenigvuldiging voor de 5.000
aan het einde van die reeks predikingen zal aansluiten (nrs. 1083‐
1087).
Het is geen wonder dat er in dit gewest eindelijk spijs ontbrak, daar
zich hier gedurig en zolang zulk een menigte mensen ophield.
De hoofdwaarheden van Jezus’ onderrichtingen voor
de leerlingen zijn verzameld in de zogenaamde
bergrede (Mt. 5-6-7). Deze hoofdstukken bevatten de
samenvatting van Jezus’ leer, maar die onderwijzingen volgden
niet onmiddellijk op elkaar en werden door lange tussenruimten
en verscheidene gebeurtenissen onderbroken.
Matteüs 5
De zaligsprekingen
1. Toen Hij nu de scharen zag, ging Hij de berg op en nadat Hij Zich had nedergezet, kwamen
zijn discipelen tot Hem.
2. En Hij opende zijn mond en leerde hen, zeggende:
3. Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
4. Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden.
5. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
6. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
7. Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.
8. Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.
9. Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden.
10. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
11. Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt
om Mijnentwil.
12. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de
profeten vóór u vervolgd.
De discipelen en de wereld
13. Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het
gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen
vertreden te worden.
14. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.
15. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en
zij schijnt voor allen, die in het huis zijn.
16. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die
in de hemelen is, verheerlijken.
Fascikel 20
1667
|