Afwijzing van schriftgeleerden.
931.
Jezus was later op de aanlegplaats van Petrus’ scheepsplaats; een
enorme mensenmenigte omstuwde Hem; Hij sprak in
parabelen over het Rijk:
-
ten eerste dat het Rijk Gods van nature gelijkt op
zaad dat de mensen in het land uitstrooien;
-
ten tweede dat het vergeleken kan worden bij een
mosterdzaad, en ten derde bij zuurdeeg (Mt. 13).
Matteüs 13
De gelijkenis van de zaaier
1. Op die dag ging Jezus het huis uit en Hij zat bij de zee.
2. En vele scharen vergaderden zich bij Hem, zodat Hij in een schip ging en daar nederzat, en
de gehele schare stond op de oever.
3. En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zeide: Zie, een zaaier ging uit om te
zaaien.
4. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en de vogels kwamen en aten het op.
5. Een ander deel viel op de steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had, en terstond
schoot het op, omdat het geen diepe aarde had,
6. maar toen de zon opkwam, verschroeide het en omdat het geen wortel had, verdorde het.
7. Een ander deel viel op de dorens en de dorens kwamen op en verstikten het.
8. Een ander deel viel in goede aarde en het gaf vrucht, deels honderd-, deels zestig-, deels
dertigvoudig.
9. Wie oren heeft, die hore!
Het doel der gelijkenissen
10. En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?
11. Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk
der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven.
12. Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet
heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
13. Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen
of begrijpen.
14. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt:
Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij
zult het geenszins opmerken;
15. want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun
ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en
met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen.
16. Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen.
17. Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en
zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.
De uitlegging van de gelijkenis van de zaaier
18. Gij nu, hoort de gelijkenis van de zaaier.
Fascikel 20
1694
|