voor ongeneesbaar gehouden werden; vele lagen zelfs reeds op
sterven; hun ziekte was van velerlei aard. Ook was menige zieke
van ver aangebracht, bij name uit Nazareth; onder hen waren
jeugdkennissen van Jezus. Mensen als dood ineengezonken zag
ik door anderen op hun rug vóór de Heer aangebracht worden.
Nog nooit heb ik zo vele zieken, die er zo ellendig
aan toe waren, door Hem genezen zien worden.
913.
Hier kwamen ook de Joannes-leerlingen tot Hem, die gisteren
aangekomen waren; zij beschuldigden zichzelf dat zij over Hem
ontevreden waren geweest, omdat Hij hun meester niet uit de
gevangenis hielp; zij zeiden dat zij zo streng gevast hadden, heel
speciaal met het doel om van God te bekomen dat Hij Hem zou
ingeven hun meester te verlossen. Ik had er groot medelijden
mee, want zij hingen met heel hun ziel aan hun meester.
Jezus troostte hen; zijn woorden weet ik niet meer
letterlijk, maar nogmaals prees Hij Joannes als de
heiligste mens.
Naderhand hoorde ik die leerlingen toch aan enige leerlingen van
Jezus vragen: “Waarom doopt Jezus zelf niet? Onze meester
heeft dit toch onvermoeid gedaan?”
Hun antwoord kwam hierop neer:
“Joannes heeft gedoopt, omdat hij de Doper was,
maar Jezus heelt, omdat Hij de Heiland is.
Joannes heeft evenmin geheeld!”
Er kwamen ook Nazarethaanse schriftgeleerden tot Jezus; zij
waren uiterst beleefd en verzochten Hem ook toch nog een keer
naar Nazareth te komen; het scheen als wilden zij zich
verontschuldigen over hetgeen daar gebeurd was (fasc. 15, nr.
589, enz.). Jezus antwoordde hun dat een profeet geen
aanzien geniet in zijn vaderstad; Hij zei ook nog
andere dingen, die met deze grondwaarheid
verband hielden; Hij trad daarna in de synagoge en
Fascikel 20
1651
|