De afzonderlijke herdersfamilies bewoonden in een omkring van
wel 5 uren rond de toren, verspreide eigen hofsteden, die met
tuinen en velden omgeven waren. Bij de toren was hun algemene
verzamelplaats en ook de verblijfplaats van de wachters; zij
bewaarden hier hun gereedschappen en ontvingen van hier hun
spijzen.
Op de helling van de heuvel waarop de toren zich verhief, lagen
hutten en hiervan afgezonderd ook een grote schuur die in
meerdere vakken ingedeeld was; hier verbleven de vrouwen van
de wachters en zij bereidden er de spijzen voor hun mannen.
Hier bij de toren zag ik hedennacht de kudden grotendeels nog
onder de blote hemel; bij de heuvel der drie herders integendeel
zag ik ze onder een afdak.
120.
Op het uur van Jezus’ geboorte zag ik de 3 herders, getroffen door
de geheimzinnig wondervolle nacht, vóór hun woning bij
elkander gekomen; zij keken overal rond en staarden met
verbazing naar de wonderbare lichtglans boven de heuvel van de
geboortegrot. Ook de herders bij de verder afgelegen toren zag ik
in beweging; sommigen van hen zag ik de toren oplopen en boven
uitzien in de richting van de geboortegrot naar dit
lichtverschijnsel aan de hemel.
Terwijl nu de 3 herders hun ogen op dat wonderbaar licht
gevestigd hielden, zag ik een lichtwolk tot hen nederdalen.
Terwijl ze neerkwam, bemerkte ik er een beweging in, eerst
vaag dooreen, doch weldra duidelijker wordend, zodat ik
tenslotte daarin lijnen, vormen en gestalten onderscheidde …
Tevens vernam ik een naderend, aanzwellend, zacht, zoet en
vreugdig, en toch helder gezang.
Aanvankelijk schrokken de herders, maar spoedig stond daar
een engel vóór hen, die hun zei: “Vreest niet, want ziet: ik
boodschap u een grote vreugde, die voor het hele volk zal zijn;
Fascikel 5
496
|