veelkleurig, met vele gele en groene versierselen doorstikt of
doornaaid. Van voren, boven het midden was ze met knopen
versierd en op de schouders uitgetand; het borduurwerk was ruw,
zoals op oude misgewaden; om hun bovenarmen droegen zij
armbanden.
Deze lieden vervaardigden een soort van dekens of tapijten met de
witte wol die zij uit de doppen of bolsters van een kleine boom (of
struik) trokken. Twee personen bonden zich een wrong wol
(boomwol of katoen) om het lichaam en ieder hunner spon van bij
het lichaam van de ander achteruitgaande, aan een zeer lang touw
van wel een vinger dik. Deze vingerdikke touwen vlochten zij
daarna tot brede banen samen. Wanneer zij met een grote
voorraad van zulke dekens klaar waren, trokken zij in groep naar
een stad, met op het hoofd een vracht van zulke dekens om ze
daar te verkopen.
In dat gewest zag ik hier en daar onder grote bomen hun
afgodsbeelden; deze hadden ossenkoppen met hoornen en een
wijde muil; ze hadden ronde gaten in het lichaam en ook onderaan
een groter opening waarin vuur gestookt werd; hierin brandden de
offers op, die in de kleinere ronde openingen gestoken werden.
Rondom ieder van die afgodsbomen stonden op stenen zuiltjes
verschillende andere kleine dierenbeelden, nl. van vogels, draken
en ook een figuur met 3 hondskoppen en een opgerolde
slangenstaart.
Bij het begin van mijn reis had ik het gevoel een groot water aan
mijn rechterhand te hebben, waarvan ik mij evenwel hoe langer
hoe verder verwijderde.
(Reeds is gezegd dat het ons schijnt dat K. van meet af aan over de
Tigris geplaatst werd. Nu verder reizend laat zij de Perzische Golf
achter zich en bestijgt het gebergte).
Nadat ik de landstreek van die mensen verlaten had, klom mijn
weg hoger en hoger en ik moest over een bergrug van wit zand,
waarin een grote hoeveelheid gebroken, zwarte kleine stenen
verspreid lagen; ze hadden de vorm van aarden pot- en
Fascikel 5
554
|