De H. Maagd, in vervoering van de aarde opgeheven, doch
haar blik ter aarde nederrichtend, aanbad nu haar God,
wiens moeder zij geworden was, haar God, die haar nu als
pasgeboren, hulpeloos wichtje, haar Kindje vóór haar op de
grond neer lag258.
258 Geboorte. – Wij hoorden boven F. Prat de bewonderenswaardige takt
loven, waarmee St. Lukas Maria’s maagdelijke bevalling beschrijft.
Dezelfde lof verdient voorzeker K.’s beschrijving, waarin onze aandacht
gevestigd wordt op de lichtglans rondom Maria, op de engelen langs de
lichtbaan, totdat wij opeens, zonder het zo vlug te verwachten, het
nieuwgeboren, met licht omstraalde Kind op de aarde zien liggen.
Niet alleen komen ons hierbij de boven geciteerde woorden van Prat voor de
geest, maar ook de volgende van Bossuet: “Jezus treedt uit de moederlijke
schoot naar buiten als een straal uit de ster, als een licht uit de zon.
Maria schenkt Jezus aan de wereld zonder moeite, smart of inspanning.
Wonderbaar in zijn ontvangenis is Jezus nog wonderbaarlijker in zijn
geboorte. De heiligen hebben het als een groter wonder beschouwd op zulk
een wijze geboren te worden, dan zonder menselijke medewerking
ontvangen te zijn door een maagd!”
***
Tot de H. Brigitta zegde Maria: “Op mijn jawoord aan de engel des Heren
bij de boodschap werd ik onmiddellijk iets wonderbaars en levends in
mij gewaar, en toen Hij uit mij geboren werd, verliet Hij onder een
onuitsprekelijke vreugde van mij, met wonderbare schielijkheid
(= gezwindheid, vlugheid, rapheid) mijn gesloten maagdelijke schoot.”
(Openb. VI, 88).
“In haar gebed was Maria met de rug naar de kribbe gekeerd”, vertelt Brigitta
verder, “het aangezicht naar het oosten en ten hemel omhoog geheven.
Met opgeheven handen en hemelwaarts gerichte blikken was zij als in
extase verrukt en dronken van goddelijke zaligheid.
Onder haar gebed zag ik het leven dat in haar was, in beweging komen en
opeens, in één oogwenk had zij haar Zoon gebaard.
Hierop ging zulk een groot en onbeschrijfelijk licht, zulk een schitterende
glans van het nieuwgeboren Kindje uit, dat het zonnelicht er niet mee te
vergelijken is en nog minder het licht der lampen die de H. Jozef had
ontstoken en dat verdween in dat goddelijk licht. Maria’s wijze van bevallen
geschiedde zo vlug, dat ik niet had kunnen nagaan hoe ze verlopen was. In
tegenstelling hiermee zag ik het Kindje naakt en schitterend van licht geheel
rein op de bodem liggen. Ook vernam ik een verrukkelijk en wonderzoet
engelengezang.
Fascikel 5
486
|