Vrijdag, 30 november. –
Heden kwamen meerdere herders en andere goede mensen naar de
geboortegrot; terwijl zij het Kindeke vereerden, waren zij ten
zeerste ontroerd; zij hadden hun feestklederen aan en gingen te
Bethlehem de sabbat vieren. Onder hen bemerkte ik de goede
herdersvrouw, die op 20 november de onbeschoftheid van haar
man jegens de H. Familie herstelde en deze in haar huis
gastvriendelijk opnam; zij had weliswaar, van haar huis uit, een
nadere weg naar Jeruzalem, waar zij de sabbat ging vieren,
kunnen nemen, doch zij verkoos de omweg over Bethlehem, om
aan het heilig Kind en zijn geliefde ouders haar hulde te brengen;
de goede vrouw voelde zich nu zeer gelukkig, dat zij hun toen
liefde had bewezen282.
Hedennamiddag zag ik ook de verwanten van de H. Jozef, waar
deze voorbij gekomen was, eer hij tussen 22 en 23 november
overnachtte in de herberg vóór Jeruzalem, naar de geboortegrot
komen en het Kindeke begroeten.
Het was de vader van Jonadab, die bij de kruisiging naar Jezus
gelopen kwam met een doek ter bedekking van zijn naaktheid
(fasc. 31, nr. 1925); hij had van de waard uit de herberg vóór
Jeruzalem de doorreis van Jozef (door zijn dorp) en het wonder
bij de geboorte van het Kind vernomen. Op zijn weg naar
Bethlehem voor de sabbat was hij langs deze omweg gekomen om
het Kindje zijn geschenken aan te bieden. Hij begroette eerbiedig
en vereerde met zijn gaven het goddelijk Wicht. Jozef toonde
zich zeer vriendelijk jegens hem, doch aanvaardde geen
ondersteuning; alleen verpandde hij hem de jonge ezelin, die
loslopend heel de reis had meegemaakt, onder voorwaarde dat hij
haar tegen teruggave van het geld weer zou kunnen inlossen.
282 Dit was het herdershuis dat wij verondersteld hebben op de heuvel, waar
nu door de mohammedanen het valse graf van Mozes vereerd wordt (zie
fasc. 4, nr. 109, voetnoot 235). De plaats heet Nebi Moesa. De reis van de
vrouw naar Jeruzalem over Bethlehem was een aanzienlijke omweg met een
grote zuidwaartse boog.
Fascikel 5
529
|