Op enige heuvels woonden in hutten van rijshout mensen in
groepen, waarvan ieder een gezin scheen te vormen van 5 tot 8
personen. Het dak van rijshout leunde tegen de heuvel aan,
waarin de woonvertrekken waren uitgehold. Binnengetreden zag
ik aan weerszijden vanaf de deur tot aan het achtereinde
te zijn, doorkruist men een 6-tal of 7-tal steeds hogere naast elkaar lopende
terrassen of bergketens; ze zijn als evenveel versterkingsmuren tussen de
hoogvlakte van Iran (Perzië) en het laagland naast de Tigris; men kan ze
vergelijken met de sporten van een reusachtige ladder.
Tussen deze bergketens strekken zich valleien uit die natuurlijkerwijze
dezelfde richting volgen en goed bevloeid worden door rijke rivieren; deze
worden overvloedig gevoed door bronnen, door de sneeuw van de bergen
en de regens.
Valleien en bergterrassen zijn rijk en vruchtbaar aan tarwe en gerst en alle
soorten van vruchtbomen. Nochtans is het grootste gedeelte der valleien
bedekt met onafzienbare weiden waarin men talrijke kudden zowel klein als
groot vee ziet grazen.
In de zomer is het klimaat er gematigd, maar in de winter streng. Vandaar
dat het plantenleven er van een andere aard is dan in de laagvlakte.
Sommige bergtoppen bereiken een hoogte van meer dan 4.000 m.
Na een tijdlang de valleien gevolgd te hebben, vinden de rivieren een
opening, waardoor zij zich naar het westen wenden, van bergketen tot
bergketen afdalen om tenslotte het laagland te bereiken en in de Tigris en in
zijn benedenloop (Sjatt el-Arab) en in de Perzische Golf uit te monden.
Dit alles geldt niet alleen voor Koezistan, maar ook voor de provincies
Koerzistan, Loeristan en Farzistan. In zijn geheel loopt dat hoge bergland
parallel met de Tigris en de Perzische Golf in hun gehele lengte.
Ook is dat bergland met zijn tussenvalleien nog rijk aan bos, uitgestrekte
weiden, vruchtbomen: de palm, die zo dikwijls voorkomt op de assyrische
reliëfs, de amandelboom, acacia, populier, wilg, peer-, appel-, granaat-,
morel-, perzik-, citroen-, sinaasappel-, kastanje-, kerseboom, cipres, waal-
en hazelnootboom, enz. (cfr. D.B. Elam, en Perzië, door Dapper).
Men ziet de treffende overeenkomst tussen deze beschrijving en die van K.,
maar op een paar andere punten moeten wij nog de aandacht vestigen.
Fascikel 5
549
|