vervuld. Zo lang zij de Heer haar Zoon onder haar hart had
gedragen, had zij er geen enkele last van ondervonden, maar
integendeel een voortdurende en onmetelijke zielevreugde en
hemelse zaligheid.
Op het ogenblik van de geboorte had zij, terwijl heilige liefde en
een onmetelijk verlangen haar verteerden, in extase het gevoel
gehad, als werd zij in knielende houding door engelen van de
grond opgeheven, en als werd op dit ogenblik haar hart in tweeën
verdeeld en de ene helft van haar afgescheiden. Tien minuten had
zij in deze extase doorgebracht; hierop had zij haar binnenste
ledig gevoeld; een smachtend heimwee had haar verteerd naar een
oneindig goed dat zij voorheen bestendig in zich had gehad en dat
nu buiten haar was; zij had vóór zich een lichtgloed gezien,
waarin de gestalte van haar Kind onder haar ogen scheen te
groeien.
Eerst nu had zij het Kind zich zien bewegen, het horen schreien
en had zij het, nu zij tot haarzelf was teruggekomen, opgenomen
en aan haar hart gedrukt, want aanvankelijk had zij, als in een
droom, gevreesd en geaarzeld haar van licht omstraalde Kind aan
te raken (nr. 118).
Ook bekende zij nog dat zij er zich niet bewust van geweest was
het Kindje ter wereld te hebben gebracht287.
287 De zienster beluisterde de twee heilige vrouwen van nabij, er naast
gezeten. Hoe goed zij ze verstaan heeft mag blijken uit het volgende citaat,
ontleend aan de Openbaringen der H. Brigitta; het is de moeite waard die
heerlijke passage, geheel dezelfde, maar in een ietwat andere vorm, nog
eens te herlezen.
***
“Wanneer derhalve mijn Zoon uit mij geboren werd, had ik een
gewaarwording alsof de helft van mijn hart zich van mij afscheidde.
Als Hij leed, had ik het gevoel zelf te lijden, want ZIJN Hart was het mijne …”
(Openb. I, 35).
***
Fascikel 5
540
|