huis om de inwoners tot zijn leerrede te roepen. De
synagoge had rondom deuren tussen kolommen, die bij iedere
grote toeloop geopend werden. Jezus sprak hier over het
ware tarwegraantje, dat in de aarde moest sterven
(nl. Hijzelf, cfr. Joa. 12, 24-25). Hij had hier zijn verblijf in ene
voor deze gelegenheid gehuurde herberg.
Wel spraken de Farizeeën Hem hier niet openlijk tegen, maar toch
morden zij en Jezus wist dat zij vreesden dat Hij hier de sabbat
zou vieren en dat zij dit wilden verhinderen. Hij maakte dit
zijn leerlingen bekend en zegde dat Hij daarom de
sabbat wilde gaan vieren een paar uren meer
noordwestelijk naar de berg Tabor toe; de naam van de
stad valt me nu niet in, maar de inwoners verven daar zijde voor
franjes en kwasten.
Betulië is gewis de plaats, waarvóór Judit het hoofd van de
belegeraar Holofernes afgeslagen heeft.
(Dit is een foutief gezegde, straks blijkt het dat wij met een tweede
Betulië te maken hebben).
Het Bijbels verhaal van Judit is een ware geschiedenis, waarvan
ik het gehele verloop gezien heb.
Ook hier genas Jezus zieken. Alle achtergebleven
leerlingen zijn hier weerom samengekomen.
Nog meer andere lokalen behoorden vaak tot een synagoge, zoals voor een
archief en volksbibliotheek.
De bijeenkomsten in de synagoge waren oneindig veelvuldiger dan in de
tempel, die men slechts jaarlijks enkele keren bezocht; op elke sabbat
vergaderde men 3 keren in de synagoge; ook op de feestdagen, waaronder
de Nieuwe-Maanfeesten en zelfs de vastendagen. Haar invloed op het volk
was veel groter dan die van de tempel.
Door de Wet en haar uitleggers en verkondigers werd daar de ziel
gesmeed van het volk en het geweten van de natie gevormd.
Onze kerken zouden er veel van te leren hebben. Plaatsgebrek verhindert
ons meer andere schone dingen over de synagoge te zeggen.
Fascikel 13
526
|