mensen, Gij die Judea wilt bevrijden en herstellen, enz.” Hij
geloofde ook aan een aards rijk, dat Christus, naar zijn mening,
wilde stichten en hij bad Hem dringend om in dit rijk opgenomen
en met een ambt bekleed te worden. Deze jongen was een wees;
hij had vele goederen van zijn vader geërfd en bekleedde een
staatsambt in Samaria.
Jezus was zeer vriendelijk tegen de jongen, maar
antwoordde hem dat Hij bij zijn terugkeer zou
zeggen wat hij doen moest. “Voor ‘t ogenblik is je
goede wil en nederig verzoek Mij welgevallig; wat je
zegt en verlangt is waar en goed, doch dring nu niet
aan: op het ogenblik kan ik je verzoek niet voldoen.”
Ik zag dat Jezus wel wist dat die jongeling met heel zijn ziel aan
zijn rijkdom hing, en hem wilde zeggen wat hij doen moest, nadat
Hij al zijn apostelen gekozen zou hebben. Dan wilde Hij immers
hun, zowel als de jongeling, tegelijkertijd een goede les
voorhouden.
Dezelfde jonge man zal later nogmaals tot Jezus komen, en deze
laatste ontmoeting is het, die de H. Matteüs verhaalt in zijn
evangelie (19, 16-31).
436.
‘s Avonds vóór de sabbat zag ik hen in de herberg der herders (te
Mikmas) tussen de twee woestijnen (van Ofra en Giba)
aankomen, 4 à 5 uren van Betanië, waar Maria en de H. Vrouwen
overnacht hadden op hun weg naar Betanië, waar zij, juist vóór
Jezus’ doop, met Hem wilden samenkomen (fasc. 10, nr. 255).
De herders uit dit gewest kwamen met hen samen en brachten hun
geschenken en levensmiddelen. De herberg werd geschikt tot een
bidplaats, een lamp werd ontstoken; zij bleven hier om de sabbat
te vieren en Jezus leraarde voor hen.
Op deze reis langs lastige, eenzame bergpaden bezocht Jezus ook
de plaats, waar Maria zoveel van de koude geleden had en waar
Fascikel 13
576
|