De vruchtenbewakers, die hier door Jezus onderricht
werden, waren ongeveer ten getale van dertig; de vrouwen
stonden in die onderrichting verderaf; Hij sprak over de
slavernij van de zonde, waaruit zij zich losworstelen
moesten; zij waren onbeschrijfelijk aangedaan en verheugd,
omdat Hij tot hen was gekomen; Hij was zo liefdevol en
mededogend jegens die werkmensen, dat ikzelf van
aandoening moest wenen. Zij zetten Hem en de leerlingen
vruchten voor, waarvan dezen aten.
Op verscheidene plaatsen rijpen hier reeds vruchten; andere
bomen staan nog maar in bloei; er zijn daar bruine vruchten als
vijgen, die gelijk de druiven in trossen groeien, ook gele planten,
waaruit een soort van brei wordt bereid. (Dit wijst op maïs,
noteert Brentano, en de bruine vruchten beschrijft zij als
palmdadelen; zij spreekt nog van doerra en vele kruiden die als
salade gegeten worden; het hele dal is als een welige moestuin ten
zuiden (en zuidoosten) van Jizreël).
Het gebergte Gilboa grenst (ten zuiden) aan dit dal en op dit
gebergte is ook Saül in de slag tegen de Filistijnen gesneuveld (I
Sam. 28, 4 en 31, 1-13)176.
Heeft dit plaveisel iets te maken met de kapel die, volgens K. er boven zou
gebouwd geweest zijn. Het is mogelijk dat zij ‘door kapel boven de vijver’,
wellicht een grot in de rotswand bedoelt, die aan een afgod of later aan een
heilige toegewijd was. Inderdaad, boven de vijver is in de rots een mooie,
ruime grot.
K. spreekt van visvijvers, boomgaarden, wijngaarden, weiden in dit 2 uren
lange dal.
Vier bladzijden uit Guide bleu: 238-241 samenvattend, zeggen wij: “Onder
de Arabieren zag men er bijna niets anders dan moeras en woestijn.
Enkele rijke Joden kochten stuk voor stuk de gehele vallei; nu is deze
gedraineerd en weer vruchtbaar gemaakt, zonder moerassen en gezond,
een paradijs of lusthof met boomgaarden, moestuinen, wijngaarden,
visvijvers, bosjes en weiden en stallen voor een intense veeteelt.”
176 Saül legerde bij de boven beschreven bronnen van Jizreël, de Filistijnen
bij het meer noordelijk gelegen Soenem, verslagen kon Saül met zijn leger
Fascikel 13
536
|