Daarna ging Jezus met de zijnen in het voorhof van Israël. Dit
geschiedde van 7 tot 8 uur in de morgen206.
In de avond van deze dag ging een soort van processie in
afdelingen naar het Kedrondal om er de eerstelingenschoof af te
snijden207.
206 In het verhaal van de uitdrijving blijkt opnieuw hoe natuurlijk, concreet,
realistisch K. in haar voorstellingen is.
Zij vertelt hetzelfde feit als Joa. 2, 13-22.
In het evangelieverhaal begint Jezus zo maar onmiddellijk te keer te gaan.
Hij komt in de tempel, ziet de verkopers, maakt een soort geseltuig en drijft
ze allemaal weg.
K. wijst erop dat er vermaning, waarschuwing en tijd tot bezinning aan de
uitdrijving is voorafgegaan. Dit toont ons een veel menselijker Jezus.
Ook doet zij ons de oplossing aan de hand van een evangelisch probleem.
Immers vele exegeten vragen zich af of deze uitdrijving niet dezelfde is als
bij Matteüs, 21, 12-17; Mk. 11, 15 en Lk. 19, 45. Dezen plaatsen een
uitdrijving aan het einde van Jezus’ leven, maar ook K. verhaalt deze laatste
uitdrijving en aangezien ze in de eerste 3 evangeliën op een geheel ander
tijdstip vermeld staat, is het duidelijk dat er 2 uitdrijvingen hebben plaats
gehad.
207 Processie naar het Kedrondal. – Daar is aan de oostkant tegenover het
Tempelplein een aanzienlijke verbreding van het dal met vruchtbare grond.
Zonder twijfel werd daar met opzet een stuk of lapje grond met gerst
bezaaid, dat de eerstelingen van het graan zou moeten leveren.
Deze moesten volgens Lev. 23, 11 in de tempel aan God opgedragen
worden daags na de sabbat.
Bemerk dat ook hier de H. Schrift aan een feest de naam sabbat, rustdag,
geeft (zie nr. 432, voetnoot 194).
Flavius Josephus stelt het eerstelingenoffer van graan uitdrukkelijk op de 2e
dag van het feest.
Ook de vertalers van de Septante nemen hier het woord sabbat voor het
paasfeest of 1e paasdag.
De Karaïeten dachten anders, maar vergisten zich.
(Karaïeten = stroming die eind 8e eeuw begon waarin de Joodse wetten
streng worden nageleefd. Karaïeten baseren zich alleen op de
schriftelijk tora, niet op de mondelinge traditie en dus ook niet op de
Talmoed.)
Fascikel 13
613
|