Jezus blijft hier nog drie dagen.
452.
Vrijdag, 12 april = 16 Nisan. –
Heden na de middag genas Jezus in het voorhof van
de tempel een tiental lammen en stommen en dit
veroorzaakte een grote opschudding; zij vervulden immers de
lucht met hun jubelkreten. Jezus werd hierover opnieuw ter
verantwoording geroepen, doch Hij stond zijn
tegenstanders ernstig en gevat te woord. Ook nu was
het volk zeer met Hem ingenomen en stond aan zijn zijde.
Na de godsdienstplechtigheden (waartoe ook de opdracht van de
eerstelingen behoorde) luisterde Hij met zijn leerlingen naar een
onderrichting in een zaal van de tempel. Men handelde er over
een boek van Mozes.
Jezus maakte herhaaldelijk opwerpingen, want hier was
het een school van die aard, dat gelegenheid geboden werd tot
discussies; Hij bracht alle leraars tot zwijgen en gaf een
totaal verschillende uitleg.
Jezus is in deze dagen uiterst zelden bij zijn Moeder geweest; zij
bleef bestendig in het huis van Maria Markus en bracht haar
dagen in bezorgdheid, in tranen en gebeden door; zij was vol
angst wegens de opschudding die zijn openbaar optreden
verwekte. Toen zag ik dat zij niet alles met zekerheid wist, maar
het vermoedde.
Toen het laatste uur van 15 Nisan verstreken was, – het was dan avond –
traden afgevaardigden van het Sanhedrin de stad uit, gingen de Kedronbeek
over, sneden in een gerstveld met een sikkel een schoof gerst (bovenste
gedeelte der halmen) en brachten die in een korf naar de tempel.
Het gedorste graan werd gemalen, gezift, gekneed met olie en de volgende
dag samen met wierook na de publieke offeranden op het altaar verbrand
(cfr. D.B. Pâque, col. 2101).
Fascikel 13
614
|