‘s Avonds heeft Jezus in de synagoge zeer ernstig
geleerd. De nacht daarop zag ik Hem opnieuw met
uitgestrekte armen bidden en zijn verschijning weer hulp
bieden aan de scheepslui in de storm op het Meer van Galilea.
Ditmaal was de nood veel groter en er waren ook veel meer
schepen in gevaar; ik zag Jezus de hand aan het roer
slaan, zonder zelfs door de stuurman bemerkt te
worden.
428.
11 maart = 13 Adar. –
Heden was geheel Nazareth in vasten en boetpleging. De 3 rijke
jongelingen van hier, die Jezus vroeger reeds tevergeefs om
opneming gebeden hadden, kwamen Hem deze morgen nogmaals
smeken om als leerlingen aangenomen te worden; het scheelde
weinig of zij vielen er voor aan zijn voeten op de knieën, doch Hij
wees hen af en duidde hun zekere punten aan;
Eigen aan het feest waren gastmalen en vermakelijkheden, waarbij men ook
de armen bedacht en met giften verblijdde (Est.10, 22; voor instelling van het
feest zie geheel 10 en 9, 19).
***
Later werd aan het Poerimfeest het feest om de dood van Nikanor
verbonden; het is treffend dit hier bij K. weer te vinden.
Hij werd door Judas de Makkabeeër overwonnen.
Hij sneuvelde en Judas gaf bevel hem het hoofd af te houwen (II Makk. 15,
30 en I, 7, 47). Volgens vele Joden werd dit bevel door Judit, zuster van
Judas de Makkabeeër, uitgevoerd.
Nu stelde Judas op zijn beurt een feest in ter gedachtenis aan deze
roemrijke overwinning: “Heel het volk besloot eenstemmig het plechtig te
vieren daags vóór het Mardokaï-feest, op 13 Adar.” (II Makk. 15, 36).
***
Wanneer nu het Poerimfeest in ommuurde steden, zoals Nazareth er een
was, op 15 Adar gevierd werd of althans tot die dag uitgebreid werd,
mogen wij veronderstellen dat ook het Nikanor-feest op 14 Adar gevierd kon
worden.
Fascikel 13
561
|