Edessa. In de officiële oorkonden van die stad vindt men ook vermeld wat
onder koning Abgar gebeurd is.
Men kan echter niets beter doen dan de brieven lezen die wij uit de
archieven genomen en als volgt uit het Syrisch vertaald hebben:
“Abgar Uchama, de vorst, biedt Jezus de Heiland die in het land van
Jeruzalem is verschenen, zijn groeten aan. Ik heb van U gehoord en van
uw genezingen, die Gij zonder geneesmiddelen of kruiden bewerkt.
Want, naar men mij zegt, doet Gij blinden zien en kreupelen gaan, reinigt
Gij melaatsen, drijft Gij onreine geesten en duivelen uit, geneest Gij
zieken van hun kwalen en wekt Ge zelfs doden op.
Na dit allemaal van U vernomen te hebben, besloot ik er uit dat Gij God
zijt en van de hemel neergedaald of althans de zoon van God.
Daarom verzoek ik U bij deze mij te komen genezen van de kwaal
waaraan ik lijd.
Ik heb ook vernomen dat de Joden tegen U morren en kwaad tegen U
beramen. Mijn stad is wel heel klein, maar mooi en groot genoeg voor
ons beide.”
“Zalig zijt Gij, zo antwoordde Jezus, daar Gij in Mij gelooft,
zonder Mij gezien te hebben, want er staat van Mij geschreven,
dat zij die Mij gezien hebben, niet in Mij zullen geloven, opdat
juist zij die Mij niet gezien hebben, wel zullen geloven en leven.
Wat Uw verzoek om te komen betreft, Ik moet hier alles
vervullen, waarvoor Ik gezonden ben, en, nadat Ik het vervuld
zal hebben, terugkeren naar Hem die Mij gezonden heeft.
Doch wanneer Ik zal zijn opgestegen, zal Ik u een van mijn
leerlingen zenden, opdat hij uw kwaal geneze en U en de uwen
het leven schenke.”
Aan deze brieven, vervolgt Eusebius, was nog het volgende in het Syrisch
toegevoegd: Na de hemelvaart van Jezus …
Eusebius vertaalt ook dit stuk waarin het bezoek van de leerling Taddeüs
aan Edessa, de ontmoeting met de koning, zijn genezing, enz. beschreven
worden, alsook de prediking van de leerling, de bekering van de koning en
zijn volk.
Eusebius besluit: “Dit heb ik niet zonder nut woordelijk uit het Syrisch
vertaald; het moge hier zijn plaats vinden.”
Deze briefwisseling en ook het wonderbeeld van Jezus verwierven een grote
bekendheid.
Fascikel 13
633
|