Geschil betreffende de twee doopsels
(Joa. 3, 22-26; Joa. 4, 1-2).
Korte tekst uit het Joannes-evangelie: “Daarna trok Jezus met zijn
leerlingen weer naar het land van Judea. Daar verbleef Hij enige
tijd en doopte er (liet er dopen).”
Maar ook Joannes verrichtte zijn doopwerk te Ennon bij Salim
(cfr. nr. 454, 2e week en nr. 458), omdat daar veel water was en
men ging er heen om zich te laten dopen. Joannes toch was nog
niet in de gevangenis geworpen.
Toen de leerlingen van Joannes eens een geschil kregen met de
Joden (d.i. volgens K., met Joden die door leerlingen van JEZUS
gedoopt waren) over reiniging, (over de ongelijke uitwerkselen
der beide doopsels), kwamen zij bij Joannes en zegden hem:
Na die smadelijke tocht sloegen zij het met hamers aan stukken;
een aanwezige slaagde er in het hoofd van het beeld te bemachtigen en
in zijn huis te verbergen.
Dit eerbiedwaardig stuk heb ik met eigen ogen gezien; heden nog
bestaat het te Cesarea.” (Kerkgeschiedenis van Filostorgius, Boek 7,
kap. 3).
Sozomenus (anno 439) vult de geschiedenis nog aan:
“Juliaan liet zijn eigen standbeeld in de plaats zetten, maar nauwelijks
waren enige dagen verlopen of het werd door de bliksem getroffen en
verbrijzeld.
Heden worden te Cesarea nog brokstukken van het verbrijzelde beeld
van Juliaan bewaard als een ontegensprekelijk bewijs van het goddelijk
wraakgericht.” (kerkgeschiedenis, Boek V, kap. 21)
(Naar het boekje ‘Panéas ou Caesarée de Philippe’, blz. 40-44).
***
Wat de geneeskracht van de plant betreft, ik meen dat men die kan
vergelijken bij de geneeskracht van het krijt uit de melkgrot van Bethlehem
(zie fasc. 6, nr. 157), of met die van het water uit de bronnen die Maria doet
ontspringen op de plaatsen van haar verschijning.
Het uitwerksel hangt af van ons vertrouwen en Gods inzichten over
ons; het uitwerksel is niet onfeilbaar, maar kan gelukkig zijn.
Fascikel 13
639
|