411.
21 februari. –
Heden in de morgen heeft Jezus wegens het morren van de
Farizeeën Betulië verlaten; Hij leerde een klein kwartier
van de stad op een stenen leerstoel in de open lucht.
Daar in het rond zag men nog verwoeste muren en dus schijnt
deze plaats eertijds tot de stad behoord te hebben.
Om 3 uur in de namiddag ging Jezus naar Kislot-Tabor (waarvan
K. zich gisteren de naam niet herinnerde). Deze stad ligt
ongeveer 3 uur van hier aan de voet van de Tabor.
Andreas en anderen waren naar daar vooruitgegaan om de herberg
vóór Kislot te bestellen. Daar had zich een grote menigte mensen
uit het hele gewest verzameld; ik zag ook vele herders met hun
stokken aankomen, en er waren vele kooplieden van Sidon en
Tyrus, die op doorreis waren, tegenwoordig.
Jezus’ wonderen en leer waren reeds het land door bekend; men
kwam van alle kanten naar de plaatsen waar Hij leerde; en daar
het ruchtbaar geworden was dat Hij in deze stad de sabbat zou
vieren, hadden allen die in dit gewest op weg waren, zich naar
hier begeven.
Waar Hij verscheen ontstond nu telkens een grote drukte; men
riep tot Hem van verre, viel vóór Hem neer, zocht Hem in het
gedrang te benaderen en zijn klederen aan te raken. Derhalve
kwam en vertrok Hij vaak onverwacht om zich aan dit gedrang te
onttrekken. Dikwijls scheidde Hij zich onderweg van zijn
leerlingen af, of Hij zond hen op andere wegen en ging alleen. In
dorpen en steden moesten zij Hem dikwijls een weg door het
gedrang banen; aan menigeen nochtans stond Hij toe
dat zij Hem naderden en aanraakten en hierdoor
werden velen ingetogen, bekeerd, genezen170.
170 Hier, zoals op veel andere plaatsen hierna, kunnen wij het verhaal van K.
illustreren met een passage uit de evangeliën, of omgekeerd.
Fascikel 13
527
|