De meeste voorschriften welke de Israëlieten bij hun eerste Pasen in
Egypte, in de nacht van hun afreis, te onderhouden hadden, moesten zij
ook nakomen bij het jaarlijks vieren en herdenken van hun uittocht.
Gedurende de maand die Pasen voorafging troffen de joodse overheden
de nodige voorbereidselen. Wegen in de omgeving van Jeruzalem
werden in goede staat gebracht, waterputten en braadovens hersteld,
eetzalen en slaapgelegenheid ingericht, pleinen voor tenten en
kampementen in orde gebracht, graven bewit, opdat niemand zich door
onvoorziene aanraking zou verontreinigen.
De burgers brachten tot de algemene vernieuwing het hunne bij door
het opknappen en versieren van hun huizen, het opschikken van hun
tuinen, het scheren van de hagen; zij deden de nodige aankoop van
eetwaren en offerdieren. De kooplieden waren op post om de
stedelingen en vreemdelingen al het nodige aan de hand te doen of ook
allerlei benodigdheden tegen betaling te verhuren.
***
Het feest was voorafgegaan door een voorbereidingsdag, ‘Parasceve’
geheten in ’t Latijn en Grieks; dit was altijd de 14e Nisan, aangezien Pasen
onveranderlijk op 15 Nisan gevierd werd.
Op de eerste uren van de voorbereidingsdag, d.i. in de avond na 13
Nisan, waarmee Nisan begon, had de ceremonie van het verwijderen van
de zuurdesem plaats. (Onze zienster legt daar ieder jaar de nadruk op.)
In de huizen werd hij in alle hoeken, ook waar er zeker geen was,
opgespoord. Wat men vond, werd door de huisvader verzameld om op
de middag van de volgende dag te worden verbrand. Wie na dit uur nog
enige met zuurdesem gemengde spijs proefde, was de geselstraf
schuldig. Om overtreding te voorkomen, onthield men zich van alle
zuurdeeg vanaf het 10e uur in de voormiddag.
***
Een mannelijk eenjarig, gaaf lam moest uit de kudde worden uitgekozen
en afgezonderd. Om het voor smet of bevuiling te vrijwaren, bonden de
Joden het vast in een omtuind grasperkje.
Fascikel 13
607
|