456.
Die gezant had reeds een paar uren tevergeefs getracht nu hier,
dan daar tot Jezus te naderen, zonder dat hij er in geslaagd was
door de menigte te boren; ze luisterde aandachtig, zonder zich
door de man te laten storen.
Nadat de man nu voldoende blijken van volharding had gegeven,
zegde Jezus tot een leerling van Joannes, die in zijn
nabijheid stond, een opening door het volk te maken
voor de man die daar achter de menigte rondliep
zonder er door te kunnen, en hem op een stelling in
zijn nabijheid te brengen. De leerling bracht nu de gezant
op de aangeduide tribune en leidde ook diens gevolg met de
geschenken op een plaats waar zij Jezus gemakkelijk konden zien
en horen. Hun geschenken bestonden in stoffen, in een snoer van
aan elkaar geregen goudplaatjes en ook in verscheidene koppels
fijnwollige lammeren, die zij aan koorden leidden.
Verheugd dat hij eindelijk Jezus van zo dichtbij zag, wilde de
goede gezant nu de gelegenheid aangrijpen en aanstonds begon
hij zijn schildergerief vóór zich op de knieën in orde te leggen.
Nu bezag hij Jezus met grote verwondering en opmerkzaamheid
en stelde zich aan het werk. Hij had een wit plankje vóór zich, dat
van buksboomhout scheen te zijn; hierop grifte hij eerst als met
een stift de omtrek van Jezus’ hoofd en baard in het hout, doch
zonder de hals. Daarna streek hij, zo dunkt het mij, een dikke stof
als was daarover heen. Hij had ook iets als vormen, die hij in het
was drukte. (De vorm van een aangezicht, waaraan hij daarna
gelijkheid met dat van Jezus zou geven???).
Dan etste hij weer met zijn tekenstift allerlei trekken er in, duwde,
drukte, boetseerde hier en daar, en zo arbeidde hij lange tijd,
zonder ooit de uitslag te bereiken, die hij beoogde.
Elke nieuwe blik op Jezus vermeerderde zijn bewondering voor
diens aangezicht en onvoldaan herbegon hij. (Hier hebben wij
een wijze van schilderen die in de oudheid gebruikelijk was en
Fascikel 13
626
|