Nauwelijks had ik ze gezien en was de gedachte mij ingevallen
omdat ze zo stil zaten, dat het nagemaakte waren, of opeens op
het ogenblik dat Jezus in de nabijheid van de heidenen kwam, die
zulke dieren voor de afgod aan het riviertje zochten, stoof en
vloog de ganse kroon uiteen; waren ze mij allegaar ineens op het
lijf gevlogen, ik zou niet erger hebben kunnen schrikken.
Ik zag dat zij als een donkere zwerm, die zich verspreidt, in holen
en hoeken van het gewest vlogen, en ik ontwaarde allerlei
afgrijselijke, zwarte gestalten van geesten, die zich met hen
schenen te verbergen, want ze kropen als bevreesd met hen in de
holen.
Dit waren de boze geesten die met deze kevers in de Beëlzebub
geëerd werden. Dat de kevers op zijn kop in een kring stil zaten,
dit kwam hierdoor, geloof ik, dat zij de afgod bloed of wat anders
op het voorhoofd smeerden. Ik bezit geen woorden om de walg te
beschrijven, welke die insecten mij inboezemden.
Jezus te Dium.
733.
30 september = 9 Tisri. –
De maandag, omstreeks 10 uur in de voormiddag kwam Jezus
vóór Dium aan. (De ligging van deze niet teruggevonden stad is
onbekend. Op grond van K.’s aanwijzingen lokaliseren wij ze op
onze kaart BIJ BENADERING.) Ze ligt ongeveer een uur ten
zuiden van de herberg bij het riviertje, op de oostelijke
berghelling naar de Jordaan toe, een paar uren ten oosten van
Skytopolis. (Wij vermoeden dat de zin van de aanwijzing zou
kunnen zijn: op de berghelling, die de oostelijke helling van het
Jordaandal is).
Hij kwam er aan vóór het joodse stadsgedeelte, dat aan de ene
zijde ligt en veel kleiner is dan de heidenstad. Deze ligt opwaarts
en mooi gebouwd in de boezem van een berghelling, heeft
Fascikel 18
1252
|