en hield een toespraak tot het volk, dat er met fakkels omheen was
komen staan (Jud. 13, 17; 16, 1-21; 13, 16. 19). Na de definitieve
nederlaag van het vijandelijke leger kwamen de priesters van
Jeruzalem Judit eren (15, 9-12) en zij trok met hen naar Jeruzalem
in de tempel, waar zij het zwaard van Holofernes, waarmee ze
hem gedood had, als een zegeteken en wijgeschenk ophing (Jud.
16, 22-24).
Jezus te Salim.
771.
Nog 16 oktober. –
Van zijn laatste herberg (te Awerta) ging Jezus, zoals gezegd, een
paar uren noordwaarts, waar aan de zijde van het woud, een van
de voor Hem ingerichte herbergen stond. Ik geloof dat zijn komst
aangekondigd en de herberg in gereedheid gebracht was. (K. was
vergeten wat Jezus daar verrichtte).
Van hier ging Hij door het woud oostwaarts over de hoogte (de
rug van de centrale bergketen) en daalde dan weer af tot de
velden, waarop de burgers van Salim bij buitengewoon grote
graanstapels werkzaam waren (cfr. fasc. 11, nr. 301, voetnoot 95).
Hij onderrichtte die arbeiders en ging dan met hen naar
Salim, dat nog iets dieper en een uur van de Jordaan lag.
Reeds vóór Salim zag men tuinen en prachtige lanen; de stad ligt
zeer aangenaam; ze is niet zeer groot, maar netter en regelmatiger
dan vele andere hier in het rond. In het midden ligt een bron en
de stad is er stervormig omheen gebouwd. Alle straten lopen naar
de bron en de lanen doorkruisen de straten; nochtans is dit alles
een weinig in verval. De bron wordt voor heilig gehouden, want
ze was eenmaal bedorven, zoals die bij Jericho, en Elizeüs heeft
ook deze, gelijk gene, met zout en water weer goed gemaakt, met
water nl. waarin het heilig voorwerp (zinnebeeld van de geheime
Fascikel 18
1350
|