Betulië ligt tussen Kana, Gennabris enerzijds en de baden
anderzijds op de hoogte …
In de omstreken in een betrekkelijke nabijheid liggen Jotapata,
Tarichea, Nazareth, enz. De sterkste vesting die Holofernes
ontmoette, was Betulië; hij omsingelde ze en wilde na haar val
over de hele breedte van het land tot Jeruzalem optrekken.
Zijn tent had 3 kamers:
-
de eetplaats in het midden,
-
het verblijf van zijn ordonnansen van voren en
-
zijn slaapcel van achteren.
Judit was door Gods genade in de dagen van haar aanwezigheid in
het kamp zo onzeglijk schoon, dat Holofernes er geheel
overweldigd door was (Judit, 10, 1-5; 16, 9-11; 10, 17. 11, 19).
De avond te voren nam haar glans nog toe, doch toen Holofernes,
door wijn bedwelmd en verstout, tot haar naderde om te schertsen
en haar zelfs te kussen, moest hij voor een bovennatuurlijke
statigheid, die uit haar straalde, terugwijken. Zij was daarbij
buitengewoon aanminnig, gezellig en vrolijk en zij moedigde hem
aan om zich aan de drank te goed te doen; hij dronk ook meer dan
hij ooit in zijn leven had gedronken en was onmatig verblijd (Jud.
12, 20). Nadat hij in een staat van echte dronkenschap gekomen
was, droegen zijn dienaren hem in zijn slaapcel en Judit begaf
zich in haar kamer, die slechts door een gordijn van de zijne
gescheiden was; de hoofdeinden van hun bedden stonden tegen
elkaar; nu trokken de dienaars zich terug.
Ook al het overige heb ik gezien, zoals het in de H. Schrift
beschreven is, behalve dat Judit nog veel behangsels van zijn
bedverhemelte met parelen en edelstenen afgesneden en
meegenomen heeft (Jud. 10, 19; 13, 10; 16, 23).
Toen Judit met het hoofd van Holofernes nog dezelfde nacht naar
Betulië kwam, besteeg zij op de markt het stenen verhoog, van
waar men de verordeningen placht af te kondigen (Jud. 13, 16).
Daar sprak zij haar lofzang uit, toonde het hoofd van Holofernes
Fascikel 18
1349
|