Deze stad ligt op de weg van Maria en de H. Vrouwen, wanneer
zij niet over het gebergte bij Samaria naar Judea gaan. Ook op de
vlucht naar Egypte is de H. Maagd met Jozef hierover gereisd.
Deze avond is Jezus nog naar de bron van Abraham en naar de
lustplaats vóór Aser-Mikmetat gegaan en heeft er verscheidene
zieken genezen, o.m. twee Samaritaanse vrouwen die men
hierheen had gebracht. Hier werd Hij door de mensen met veel
liefde ontvangen; zij waren zeer goed en ieder had Hem gaarne in
zijn huis gehad; Hij nam nochtans zijn intrek vóór de stad in een
aartsvaderlijke familie, waarvan het hoofd Obed heette en door
wie Hij met al zijn leerlingen gastvrij opgenomen werd.
De weg van Taänat-Silo naar dit gewest is veel breder (het is een
Romeinse heerweg) dan de weg over Akrabis naar Jericho. Deze
is zeer eng, stenig en rotsachtig (fasc. 4, nr. 109, laatste alinea van
maandag, 19 november). Zelfs ervaren dieren, indien ze met
koopwaren zwaar beladen zijn, kunnen er maar moeilijk door.
Ik heb gezien dat onder de boom bij Abrahams bron ten tijde van
de rechters, een tovenaarster en profetesse haar toverpraktijken
beoefende en orakels gaf, die telkens verkeerd uitvielen. Hierbij
verrichtte zij in de nacht allerlei ceremoniën met fakkels en dreef
wonderlijke dieren en gestalten bijeen. Doch al haar
aanwijzingen kwamen falikant uit en haar plannen mislukten. Het
is dezelfde die ik op de laatste reis in het koninkrijk Basan te Azo
door de Midianieten op een plank genageld zag worden, waar
men haar in man verkleed had ontdekt (fasc. 17, nr. 706); zij
woonde in het woud en pleegde hier veel toverij.
De boom hier is dezelfde waaronder Jakob de geroofde
afgodsbeeldjes van Laban – en van de Sikemieten – begroef.
(De hoogst waarschijnlijke vergissing hier betreffende die boom
is reeds gesignaleerd fasc. 4, nr. 105, laatste alinea en voetnoot
226).
Fascikel 18
1382
|