van Jezus’ verblijf in Sidon en Tyrus vele geruchten over zijn
wonderwerken tot daar waren doorgedrongen.
De Cyprische heiden, die onlangs te Ofra bij Jezus kwam, was ten
gevolge van dat alles door zijn heer om inlichtingen naar Palestina
gezonden; de berichten en verhalen van Judas hadden diens
nieuwsgierigheid geprikkeld. Judas was met hem naar Cyprus
teruggekeerd. Op deze terugreis heb ik Judas in een grote stad ten
zuiden van Sidon gezien; ze heeft een naam die ‘Vogelstad’
betekent (Ornitopolis) (een woord later er over: het ligt nabij de
kust, 4 uren ten noorden van Tyrus).
Ik meen dat toen reeds in deze stad de ouders van een leerling uit
Griekenland woonden; mij dunkt dat die leerling Saturninus is.
Althans kwamen zijn ouders later hier. Ook in een andere stad in
Manasse, waar Jezus was, kwam Judas op die reis.
(Het ligt voor de hand dat Aser bedoeld is, dat slechts door een
beek van Iskariot gescheiden is). Ik weet de naam nu niet; ook
niet waarom ik zijn verblijf in die steden zag.
Zodra Judas dan vernomen had dat Jezus hier in het gewest van
Meroz zou komen, waar hij, Judas, zeer bekend was, zocht hij
Bartolomeüs in Dabbeset op, dien hij ook reeds kende, en nodigde
hem uit om met hem naar Meroz te trekken en hem aan Jezus
voor te stellen.
Bartolomeüs stemde er gretig in toe, doch reisde zelf eerst met
Judas Taddeüs naar Kafarnaüm tot de daar verblijvende
leerlingen. Bartolomeüs, Taddeüs en Filippus reisden nu naar
Tiberias, van waar zij Simon de Ijveraar meenamen.
Van daar naar Naïm trekkend troffen zij in deze stad Judas weer
aan, die hen tegemoet gereisd was. Hij verzocht hen nogmaals
om door hen aan Jezus tot leerling voorgesteld te worden; zij
vonden behagen in zijn behendigheid, dienstvaardigheid en
gezellige spraakzaamheid.
Fascikel 18
1402
|