Tegenover de christenen was hun houding welwillender dan die van de
overige joden en Farizeeën.
In de 8e eeuw beleefde de sekte een heropleving onder de stuwing en
bezieling van een zekere Anan Ben David; sommigen houden hem zelfs
voor hun stichter, maar in strijd met deze mening is het gevoelen van de
schriftkenner Van der Ploeg, dat hij in ‘Vondsten in de woestijn van Juda’,
blz. 29 en 84 formuleert als volgt: “Er zijn allerlei overeenkomsten
vastgesteld van karaïetische gebruiken of opvattingen met gebruiken of
opvattingen, waarvan melding gemaakt is in de handschriften, die sinds
1947 bij de Dode Zee ontdekt zijn. In de liturgische teksten van de
Karaïeten vindt men uitdrukkingen, die ook in de liturgie van de
broederschap van Qoemram aangetroffen worden.”
Dit wijst bijgevolg op een gelijktijdig bestaan van de sekten der Essenen en
Karaïeten, te meer daar ook andere argumenten er voor pleiten.
Bij de geschiedenis van de Karaïeten, hun bloei en verval, hun heropbloei
hier, hun nieuw verval in andere plaatsen, mogen wij hier niet stil blijven.
Alleen nog dit om K.’s laatste woord over hen te rechtvaardigen.
Het voortbestaan van het Karaïsme werd pas in de 17e eeuw in West-
Europa bekend door de publicaties van R. Simon en P. Morin, die hun
gegevens ontleenden aan het boek van de Karaïet Mardocheüs Ben Nissan.
Hieruit blijkt dat zij zich in de loop der eeuwen op vele plaatsen en in vele
landen gehandhaafd hebben.
In 1870 vermeldt Guérin een gemeente van Karaïeten met synagogen,
scholen en twee hospitalen te Jeruzalem.
Een van hun synagogen te Jeruzalem in de buurt van de Morenpoort werd in
de oorlog van 1948 verwoest door de Transjordaniërs.
In 1900 raamde men de overgebleven Karaïeten op 6.000.
In 1950 schatte een bevoegd geleerde hun getal op 12.000, waarvan 10.000
in de Krim en het zuiden van de U.R.S.S., de rest in Polen, in de U.S.A.,
Tsjecho-Slovakije, Egypte en Israël.
Een deel van de Egyptische Karaïeten zijn naar Israël teruggekeerd.
Nog altijd houden de Karaïeten vast aan de letter van de Wet van het oud
Testament. Zij verwerpen hardnekkig de talmoedische toevoegingen en
interpretaties; zij maken geen gebruik van gebedskwasten en riemen; hun
kalender verschilt ietwat van de gewone joodse kalender, zodat sommige
van hun feesten op een andere datum vallen. (cfr. fasc. 13, nr. 451, voetnoot
207).
Daar zij de rabbijnen niet erkennen en dezen evenmin de ‘chachamim’ of
‘overheden der sekte’, zijn huwelijken tussen Karaïeten en de overige Joden
onmogelijk, want alleen het godsdienstig huwelijk is wettig (cfr. Guides
bleus, Israël, blz. 51).
Fascikel 18
1272
|