De priester op de leerstoel handelde over Jakob en Esaü, die zich
heden met God en ook onderling verzoend hadden, en ook hoe
Laban en Jakob met elkaar vrede gesloten en daarop geofferd
hadden (Gen. 31, 45-55). En alle toehoorders vermaande de
spreker tot boetvaardigheid.
745.
Vele aanwezigen waren reeds vroeger door de predicatie van
Joannes, en ook nog enkele dagen geleden door die van Jezus tot
berouw gebracht en zij hadden slechts op deze dag gewacht.
De mannen die hun geweten bezwaard voelden, gingen door het
traliewerk (of borstwering van het verhoog) bij de stoel van de
wet en achter het altaar om (4 op de schets) en plaatsten hun offer
op de tafels (3, 3). Daar stond een priester die het aanvaardde.
Dan traden zij vóór de priesters (5, 5) achter de kast der Wet (9)
of bewaarplaats van de wetsrollen en beleden hetzij openlijk aan
hen allen hun zonden, hetzij in het verborgen aan een van hen, die
zij uitkozen en om wie zij vroegen. Deze trad dan met hen achter
het voorhangsel (7) aan de tafel (8) en zij beleden hem hun
zonden in het geheim en hij legde hun een penitentie op.
Er werd daarbij reukwerk op het altaar gestrooid en de rook moest
op een bepaalde wijze wolkend naar boven en naar buiten
trekken, en aan zulke tekenen meenden de mensen dan te
herkennen of het berouw van de zondaar goed was en of hem zijn
zonden vergeven waren. Inmiddels zongen en baden de overige
Joden.
Bij de doop van Joannes werden de zonden beleden: “Het hele land van
Judea en allen uit Jeruzalem liepen naar hem uit en lieten zich door hem
dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden.” (Mk. 1, 5).
De zondenbelijdenis heeft Jezus tot een sacrament verheven.
Het is een oefening van eigen beschaming, van zelfoverwinning en -
vernedering, van betrouwen op Gods vergevingsgezindheid en hoe
echter deze inwendige akten zijn, des te volkomener krijgt men
vergiffenis.
Fascikel 18
1293
|