Hij weende en zijn angst en droefheid omwille van Jezus waren
zo groot, dat het hem om zo te zeggen ontging dat hij Jezus
verloochend had. Dat buitenplein was vol volk, ook met vrienden
van Jezus, aan wie men geen verdere toegang verleende, maar
Petrus liet men buitengaan. Sommigen van hen klauterden zelfs
op de muur om iets over Jezus te vernemen. Petrus vond daar een
hele groep leerlingen van Jezus, die door angst en kommer om
Jezus uit de spelonken van de berg Hinnom (ten zuiden van het
Gê-Hinnom-dal) naar hier gedreven waren. Zij kwamen
aanstonds op Petrus toe en bestormden hem onder tranen met
allerhande vragen. Zijn verwarring en vooral zijn vrees zich te
verraden waren zo groot dat hij hun met slechts enkele woorden
de raad gaf zich van hier te verwijderen, omdat er hier gevaar was
voor hen. Hij wendde zich van hen af en dwaalde enige tijd
treurig rond, terwijl de leerlingen de stad onmiddellijk weer
verlieten. Zij behoorden tot de oudste leerlingen en waren wel ten
getale van 16 en onder hen waren Bartolomeüs, Natanael,
Saturninus, Judas Barsabas, Simeon die later bisschop van
Jeruzalem werd, Zacheüs en Manahem, de profetische en
blindgeboren jongeling (van Korea), die door Jezus genezen
was50.
Nergens kon Petrus enige rust vinden. Zijn liefde tot Jezus dreef
hem weer naar de binnenplaats die het gerechtshof omgaf. Men
liet hem weer binnen, omdat Jozef van Arimatea en Nikodemus
geheel in het begin de toegang voor hem bekomen hadden. Hij
ging echter nog niet terstond in het voorhof of atrium vóór de
rechtszaal terug, maar hij richtte zijn schreden verder langs de
lange (rechter-) zijde van het rechtshuis, naar de ingangdeur van
50 Bij deze passage plaatst Brentano zelf een verwijzing naar zijn
aantekeningen op 11 oktober 1822, een vrijdag, zelfde dag als 20 Tisri van
Jezus’ tweede leerjaar, zegt hij.
De genezing geschiedde in een stadje waar Jezus de sabbat vierde,
anderhalf uur ten zuidoosten van Silo.
Zie hierover fasc. 18, nrs. 757-758 waar men het verhaal van die genezing
vindt en onze lokalisering en vereenzelviging van Korea met el-Mughaïr.
Fascikel 30
243
|