vrolijkte mij op met allerlei kinderlijke scherts en vriendelijkheid
en duldde niet dat ik langer die hartverscheurende taferelen
beschouwde.
“Ken je mij dan niet, vroeg het knaapje, welaan! ik heet Jozef en
ben van Bethlehem.” En nu begon hij te vertellen van de grot en
de krib en van Christus’ geboorte, van de herders en de
Driekoningen, wat was dat alles toch heerlijk en vreugdig
geweest, en onder het vertellen huppelde en schertste hij.
Ik echter kon de vrees van mij niet afzetten dat hij verkleumen
zou, want hij had zo weinig kleding aan en af en toe viel er ook
nog een hagelbui, maar het kind legde zijn handjes tegen mijn
wangen en sprak: “Voel maar eens hoe warm ik het heb. Ter
plaats waar ik ben, krijg je geen kou!”
Ik echter jammerde nog steeds om de doornenkroon die ik zag
vlechten, doch Jozef troostte mij en vertelde heel kinderlijk een
mooie parabel, waarin al het lijden uitliep op blijdschap en hij
klapte daarbij in de handen. In deze parabel werd de betekenis
verklaard van vele bijzonderheden uit het lijden van Christus.
1887.
Jozef wees mij de velden aan waarop de doornen gegroeid waren,
waarmee de kroon gevlochten werd en zegde mij wat deze
doornen betekenden, en hoe die wilde gronden zouden veranderen
in prachtige tarwevelden en hoe die doornen een beschuttende
haag er omheen zouden vormen en deze haag, zelf vol bloeiende
rozen zou staan.77
77 Het is een treffende, ingenieuze bemerking van Brentano, die zegt:
“De zienster spreekt van rozen. Waarschijnlijk heeft zij hier, benevens veel
andere dingen, ten gevolge van haar lijdende toestand, het verband
vergeten te vermelden tussen deze rozen en de zondag Laetare, die ook
Roze-zondag genoemd wordt, omdat zijn Heiligheid de Paus heden ten
teken van het vreugdig karakter van deze dag, die als een roos tussen de
doornen der overige vastendagen is, een gouden roos wijdt en deze dan in
de hand houdt, terwijl hij in processie door Rome stapt.
Fascikel 30
355
|