Jezus had nu niets meer aan dan zijn lendendoek en zijn
schouderkleed, dat zijn borst en rug bedekte (scapulier), maar
ook dit laatste kleed rukte men Hem af en gaf het niet meer
terug.
(Jezus zal het achteraf toch terug hebben gekregen, want later
wordt Hij er nog eens van beroofd).
Vervolgens hingen zij om zijn schouders een oude gescheurde
soldatenmantel, die van voren nauwelijks tot zijn knieën reikte
en legden Hem een lange, ijzeren ketting om de hals, die als
een stool op de borst gekruist was en van de schouders tot op
de knieën neerhing. Aan elk einde van de ketting was een
grote, stekelige, zware ijzeren ring die Hem bij het gaan en
vallen de knieën smartelijk verwonden.
Na Hem een rietstok in de handen gedrukt te hebben, bonden
zij deze weer vóór de borst tezamen en bedekten nu zijn
mishandeld heilig aangezicht met het afschuwelijk uitwerpsel
van hun onreine monden.
Zijn haar en baard, geheel verward, zijn borst en heel het
bovengedeelte van de spotmantel hingen vol snot en spog
(= speeksel, spuug, kwijl) in al de kleuren die doen walgen.
Jezus’ doornenkroon van doorntakken vlochten en hoe men bij Kaïfas Jezus
een muts opzette en een strokrans of -kroon er boven, vraagt men zich
onwillekeurig af, of het niet de laatste strokrans is, die langs omwegen te
Parijs is terechtgekomen. Deze voorname relikwie, die groot aanzien genoot
en als authentiek beschouwd werd, werd aan koning Lodewijk XI
geschonken als vergelding voor bewezen diensten of gunsten. Ons
vermoeden is te meer gerechtvaardigd, daar deze kroon een doorsnede
heeft van 0,21 m, te groot bijgevolg voor een gewoon mensenhoofd, al zou
dit ook dik zijn, maar gepast voor een hoofd, waarop reeds een dikke muts
gezet zou zijn. Ook was zo’n zwakke kroon niet geschikt om, zoals
verondersteld wordt, takken van de Christusdoornboom in gebogen stand te
houden. Hierom wordt de echtheid van de relikwie door menigeen in twijfel
getrokken. Het verhaal van K.E. brengt ons op de echte oorsprong en
betekenis van deze relikwie (afb. in D.B. Couronne). De oude
soldatenmantel die Jezus in de bespotting omgehangen werd, was de
Chlamis, die reeds genoemd is in fasc. 29, blz. 502, beneden.
Fascikel 30
235
|