1844.
Toen zij bij het huis van Kaïfas gekomen waren (het stond met
zijn achterkant naar het noorden, uit welke richting de H.
Vrouwen kwamen), bracht de weg hen aan de kant die tegenover
de ingang is en waar slechts een enkele muur het gebouw insluit,
terwijl hij aan de kant van de ingang door 2 muren (en poorten) en
over 2 pleinen loopt (voor- en binnenplein).
Hier (aan de noordkant) trof een nieuwe smart de Moeder van
Jezus en haar gezellinnen, want zij moesten hier voorbij een effen,
verheven plaats passeren, waarop men onder een licht tentdak bij
fakkellicht het kruis van Christus aan het bereiden was.
Zodra nl. Judas vertrokken was om zijn snood verraad te
volvoeren, hadden Jezus vijanden bevolen een kruis voor Hem in
gereedheid te brengen. Hun plan immers was om, indien men
erin slaagde Hem gevangen te nemen, het vonnis van Pilatus
zonder vertraging ten uitvoer te brengen. Zij wilden inderdaad de
Heer zeer vroeg voor zijn rechterstoel sleuren en zij verwachtten
niet dat het geding op zo’n lange baan geschoven zou worden.
Wat de kruisen voor de beide moordenaars betreft, deze waren
door de Romeinen reeds in gereedheid gebracht.
De kruisbereiders vervloekten en verwensten Jezus, daar zij om
zijnentwil overwerk in de nacht moesten verrichten en hun
smaadwoorden doorboorden het hart van de smartvolle Moeder.
Ook door elke bijl- en hamerslag werd het diep getroffen.
En toch bad zij voor deze ongelooflijk verblinde mensen die
onder het braken van verwensingen het werktuig van hun
verlossing en van de marteldood van haar Zoon bereidden.
Wanneer zij nu achter het huis om, op het buitenplein gekomen
waren, ging Maria, omgeven door de H. Vrouwen en Joannes in
een hoek onder de poort tussen de 2 pleinen staan. Haar
gefolterde ziel vertoefde gedurig bij Jezus. Maria smachtte naar
het opengaan van de poort en hoopte binnen te geraken door de
bemiddeling van Joannes. Zij voelde wel dat slechts deze poort
Fascikel 30
248
|