Het tweede paar beulen viel nu met een nieuwe woede op
Jezus aan; zij hadden een ander soort roeden, die knoestig
waren als takken van doornhout; het scheen dat er hier en daar
knopen en pinnen aan vastgemaakt waren.
Onder hun woedend slaan scheurden alle gezwollen plaatsen
van Jezus’ heilig lichaam open en zijn heilig bloed spatte in
het rond; de armen van de beulen werden er mee besprengd.
Jezus zuchtte, bad en schudde van de pijn.
Op dit ogenblik trokken vele vreemdelingen op kamelen over het
forum en toen het volk hun vertelde wat er aan het gebeuren was,
lag in hun blik en op hun aangezicht ontsteltenis, schrik en
droefheid te lezen. Van die reizigers hadden sommigen de doop
van Joannes ontvangen en anderen waren vroeger toehoorders
geweest bij bergonderrichtingen van Jezus. Vóór het paleis van
Pilatus duurde het razen en roepen voort.
Het derde paar beulen sloegen Jezus met gesels; dit waren
riemen of kettinkjes die aan een ijzeren handgreep vast waren
en die aan hun einde ijzeren haakjes hadden, waarmee zij
Jezus hele lappen vel en vlees van de ribben scheurden75.
“In de lente is het weer in Palestina zeer onvast; het kan mooi zijn, het kan
stikheet zijn, het kan sneeuwen en de Kamsin, die voornamelijk ‘s morgens
waait, is te duchten als oorzaak van koorts.” (Sertillanges, 13).
Deze morgen scheen dus de natuur, zoals op het ogenblik van Jezus’ dood,
met de beulen en met de Vader samen te spannen om Jezus geen soort
lijden te besparen.
75 Die aan hun einde kleine ijzeren haakjes hadden. – Zulke roeden worden
schorpioenen geheten, omdat die haakjes herinneren aan de venijnige staart
van de schorpioenen, die haakvormig eindigt, waar het venijn in het
voorlaatste lid van de staart verborgen is. De eerste beulen geselden Jezus
met bullepezen; (genoemd in II Makk. 7, 1).
De beulen rukten daarmee ganse stukken vel en vlees van Jezus’
ribben.
Fascikel 30
343
|