krampachtig ineengetrokken en als verdord was. In de morgen van
de maandag na Laetare was zij zo uitgeput en ellendig, dat zij slechts
met moeite en zonder nauwkeurige volgorde de volgende
bijzonderheden kon meedelen.
Zij verklaarde daarbij uitdrukkelijk dat zij, in de toestand waarin zij
zich bevond, onmogelijk al de mishandelingen kon beschrijven, die
men Jezus bij de doornenkroning had aangedaan, omdat die
vreselijke taferelen zich dan weer aan haar geest vertoonden.
Hier volgt hetgeen zij over de doornenkroning verhaalde.
***
Gedurende de geseling sprak Pilatus het volk nog
verscheidene malen toe, doch uit de menigte steeg zelfs
eenmaal de kreet omhoog: “Weg met Hem! Hij moet weg,
ook al zouden wij allen ten gevolge daarvan moeten
omkomen!”
Terwijl men Jezus nu naar de plaats van de doornenkroning
voerde, gingen zij door met roepen: “Weg met Hem! weg met
Hem!”, want er kwamen voortdurend nieuwe groepen Joden
aansnellen, die door de uitzendelingen van de hogepriesters
opgehitst waren om met luid geroep Jezus’ dood te eisen.
Hierop trad een korte rustpoos in. Pilatus gaf bevelen aan zijn
soldaten, terwijl de hogepriesters en Hogeraadsleden op de
banken aan weerszijden van de weg vóór het terras van het paleis
van Pilatus onder bomen en uitgespannen zeildoek zich door hun
dienaren spijs en drank lieten opdienen.
Pilatus zag ik ook nu weer ten prooi aan de zonderlingste
verwarring met zijn bijgeloof; hij verwijderde zich om voor zijn
goden wierook te gaan branden en om allerlei tekenen na te gaan.
Nadat de H. Maagd met haar heilig gezelschap na de geseling al
het bloed van Jezus had verzameld, zag ik haar het forum
verlaten. Met haar doeken die het bloed bevatten, zag ik haar een
klein huis binnentreden, dat tegen een muur aangebouwd en niet
ver van de plaats der geseling gelegen was. Ik herinner me niet
Fascikel 30
359
|