3) Doch zij kwamen onmiddellijk met hun 3e hoofdbezwaar voor
de dag en schreeuwden: “Toch is het werkelijk waar dat die
man van lage, onbekende, verdachte afkomst zich een grote
aanhang heeft weten te maken.
Hij heeft ‘wee’ over Jeruzalem geroepen;
Hij heeft dubbelzinnige gelijkenissen onder het volk verspreid
van een koning die een bruiloftsmaal voor zijn zoon bereidt.
Het volk, in grote menigte op een berg rondom Hem
verzameld, heeft Hem reeds eenmaal tot koning willen
uitroepen, doch, oordelend dat de gunstige tijd daartoe nog niet
gekomen was, heeft Hij zich toen verborgen.
In de laatste dagen echter heeft Hij zich verder gewaagd:
Hij heeft zich een luidruchtige intocht in Jeruzalem laten
welgevallen. Hierbij riep met zijn goedvinden een ontelbare
menigte mensen: “Hosanna de zoon van David! hooggezegend
het rijk van onze vader David, dat nu komt!”
Hij heeft zich koninklijke eer laten bewijzen, en dit geheel in
overeenstemming met hetgeen Hij leert en beweert, nl. dat Hij
de Christus, de Gezalfde des Heren, de Messias, de beloofde
en sedert langverwachte Koning van de Joden is.
Hij laat zich overigens ook zo noemen!”
Ook deze beschuldigingen werden door 10 getuigen bevestigd.
Deze laatste beschuldiging dat Jezus zich de Christus, de Koning
van de Joden liet noemen, stemde Pilatus achterdochtig.
Hij ging van het open terras naar de aangrenzende gerechtszaal,
wierp in het voorbijgaan een navorsende blik op Jezus en beval de
wachters de beschuldigde vóór hem in de rechtskamer te brengen.
Pilatus was een bijgelovig, veranderlijk heiden, met verwarde
gedachten; hij had allerhande duistere ideeën over zonen van zijn
goden die op aarde geleefd hadden. Ook was het hem niet
onbekend dat de profeten van oudsher een Gezalfde van God
voorspeld hadden, die een verlosser en bevrijder, een koning zou
Fascikel 30
304
|