Gods liefde hebben plaats gehad; zij vergeten er geen; zij richten er
gedenkstenen op; zij gaan er heen in bedevaart en aanbidden God op die
plaatsen.
De H. Kruisweg is ontstaan uit die zelfde inwendige drang en liefde.” (nr.
1921).
En in nr. 1998: “De Joden koesteren een grote eerbied voor alle plaatsen,
die door een bewijs van Gods macht geheiligd zijn; zij raken die aan, kussen
die en vallen er op ter aarde met het aangezicht tegen de grond.”
Ook geleerden maken soms dezelfde opmerking, b.v. L. Heidet in D.B.
Mambre, c. 632: “De verschillende plaatsen waar de Patriarchen in het
Beloofde Land enige tijd vertoefd hebben, werden het eerst als cultusplaats
aan God toegewijd, b.v. More bij Sikem, Mambre, Betel, enz. Die plaatsen
bleven in eer bij de Joden en deze kwamen daar godsdiensthandelingen,
gebeden en plechtigheden verrichten.”
Men kan er Gilgal en Mizpa aan toevoegen, ook de Karmel, de Tabor, de
Olijfberg, enz. Zie ook fasc. 9, nr. 212, voetnoot 12.
Over deze eigenschap van de Joden zegt K. Gschwind in “Geliebter Orient”,
blz. 33: “Het pelgrimeren naar plaatsen die historisch of godsdienstig
waardevol zijn, zit de Joden in het bloed.”
In dit kapittel zien wij hoe Maria het woord van de H. Lukas in praktijk bracht:
“Maria bewaarde al deze woorden in haar hart.” Men moet weten dat in het
Hebreeuws onder ‘woorden’ ook feiten, daden, gebeurtenissen verstaan
kunnen worden.
***
Katarina’s mededelingen hieromtrent worden ook bevestigd door Maria zelf
aan de H. Brigitta: “Gedurende al de tijd die ik na de Hemelvaart van mijn
Zoon nog geleefd heb, bezocht ik de plaatsen waar Hij geleden en zijn
wonderen gewrocht had. Zo was zijn lijden dan ook zo diep in mijn hart
geprent, dat het mij, hetzij ik at of arbeidde, altijd levendig voor de geest
stond. Mijn zinnen waren trouwens dood voor al het wereldse, zodat ik
gedurig van nieuw verlangen ontvlamd en afwisselend tot leed en
medelijden opgewekt werd.” (Openb. 6, 61).
“Na van de engel het uur van mijn dood vernomen te hebben, bereidde ik mij
op mijn dood door nogmaals, zoals ik placht, alle plaatsen te bezoeken waar
mijn Zoon geleden had.” (Openb. 6, 62).
***
Onze zienster zal ons overigens verder vertellen hoe Maria achter haar huis
bij Efeze, een kruisweg aangelegd had, die zij veelvuldig beschouwend
bewandelde (nr. 2206).
Fascikel 30
310
|