soldatengebouw. Ik heb er slechts vluchtig een blik in geworpen;
op de plaats zelf was ik niet.
De heren die Jezus in het kasteel leidden, woonden ook van hun
vrouwen afgezonderd, want deze woonden meer naar achteren in
een geheel apart gebouw, waar zij ook de spijzen kookten. Alle
vreemdelingen die naar de stad kwamen, werden naar dit huis (of
kasteel) gebracht (zoals ook Jezus, nr. 479) en er ondervraagd.
Deze stad met een district van een twintigtal dorpen behoorde tot
een provincie, waarover weer één van de Herodessen het bewind
voerde.
Azor of Hazor ligt ongeveer 5 uren westelijk van hier. Jezus ging
er (op enige afstand) voorbij; het ligt op een berg; een van zijn
zijden, waar een riviertje vloeit, daalt zacht af.
(Over Azor wordt verder een woord gezegd).
Jezus sprak in deze omstreken steeds over de doop als
over een geestelijke reiniging of afwassing. Ook volgde
vóór Pinksteren uit deze doop geen vereniging of inlijving bij de
Kerk voort. Ook werden vóór Pinksteren volstrekt geen vrouwen
gedoopt. Onder de kinderen echter wel meisjes tussen 5 en 8 jaar,
doch gene die reeds geheel of zelfs bijna huwbaar waren; de diepe
reden hiervan weet ik niet meer.
Ik heb vernomen dat een grote vasten aanstaande is,
waarschijnlijk de vasten wegens het verbrijzelen van de tafelen
der Wet door Mozes uit reactie tegen de aanbidding van het
gouden kalf.
Het motief van deze vasten is tevens de verwoesting van
Jeruzalem; hij valt op 17 Tammoez of 12 juli.
Op 17 Tammoez noteert de joodse kalender:
Grote vasten van de 5e maand
-
om het verbrijzelen van de wetstafelen door Mozes, (Exodus,
32, 19) en
Fascikel 14
686
|